Interview 'Verbeelding is een proces, geen moment'
Voor de publicatie Architectuurcultuur in Vlaanderen werd Edith Wouters geïnterviewd over de ervaringen van AR-TUR binnen het Kempenlab. Architectuur heeft de kracht om abstracte visies en betekenissen begrijpelijk te maken voor brede maatschappelijke groepen. De kracht van de verbeelding is groot. Maar op welke manier kunnen we die verbeelding aanwakkeren? Tot wat kan ze leiden en wat zijn de gevaren?
Voor de publicatie werden ook andere architectuurorganisaties uit het Platform Architectuurcultuur geïnterviewd. Meer over de publicatie vind je hier.
Tekst: Vjera Sleutel, BAVO
V.S. Het Kempenlab ging van start in 2017 met een eerste project, Gevangen in open landschap, over de toekomst van de gevangenisarchitectuur in Merksplas-Kolonie. Ondertussen werden twee nieuwe labs opgericht. Wat is een Kempenlab en waar ligt de nood?
E.W. We merkten in eerdere experimenten dat er een heel vrije sfeer ontstaat tijdens een gezamenlijke uitstap of werksessie. Partijen die in het normale leven soms lijnrecht tegenover elkaar staan, nemen samen deel aan een activiteit. Gaandeweg beseften we dat we heel wat complexe, ruimtelijke uitdagingen kunnen openbreken door ze op een andere manier ter sprake te brengen. Het idee van het Kempenlab is om hiervoor een vrije culturele ruimte aan te bieden.
V.S. In zo’n lab brengen jullie allerlei belanghebbenden samen. Wie zijn die personen die worden uitgenodigd en waarom is het zo belangrijk om verschillende actoren te betrekken?
E.W. In het ‘gevangenislab’ brachten we gedetineerden samen met personen uit het kabinet Binnenlandse Zaken, de overheidsdienst Justitie, de Regie der Gebouwen, de provinciale overheid, lokale overheden, middenveldorganisaties en werknemers uit de gevangenis. Een zelden geziene demarche die heel wat boeiende gespreksstof opleverde. Ik gebruik heel vaak het beeld dat door het Brusselse onderzoekscollectief BAVO in het kader van het gevangenislab werd gemaakt: een witte vlek in een landschap als metafoor voor heel wat organisaties die, geconfronteerd met een aantal specifieke ruimtelijke uitdagingen, om een of andere reden niet buiten hun hekken treden, terwijl daar wel een deel van de oplossing kan liggen. Voor een gevangenis is dat vrij duidelijk, maar het geldt evengoed voor andere types van organisaties, bijvoorbeeld een sociale huisvestigingsmaatschappij, of een dorp. Onze ervaring is dat de ruimtelijke verbeelding vanzelf begint te leven als je iedereen samen aan de ontwerptafel zet.
V.S. Elk lab heeft een andere context, een ander onderwerp en een andere verbeelding. Eind vorig jaar is het derde Kempenlab van start gegaan met aandacht voor woonwijken. Evolueert jullie aanpak?
E.W. We finetunen de methodiek. Voor een toekomstig lab over mobiliteit zetten we in samenwerking met UHasselt en de gemeente Nijlen een alternate reality game in bij de opmaak van het lokale mobiliteitsplan. Het idee is dat het spel, waarbij mensen gedurende langere tijd bewegen in de reele wereld, inzichten aanreikt voor het beleid. We hopen te weten te komen waar mensen in de realiteit tegenaan lopen, waardoor ze getriggerd worden en welke oplossingen ze zelf bedenken. In het Kempenlab Woonwijken gebruiken we voor het eerst actief ontwerpend onderzoek als discussiedocument. Voor het Kempenlab Dorpsarchitectuur halen we binnenkort de theatervoorstelling (dis)placed interventionsvan Elly Van Eeghem naar Cultuurhuis De Warande.
V.S. Is ontwerpend onderzoek inmiddels niet reeds deel van normale ontwerp- of planningsprocessen?
E.W. Inderdaad. Waar we in het Kempenlab Herbestemming kerken echter tegenaan liepen, was dat het ontwerpend onderzoek vaak volledig los staat van de vele participatieve trajecten. Het projectbureau startte ontwerpend onderzoek op, terwijl andere actoren tegelijkertijd een participatief traject organiseerden rond hetzelfde onderwerp. Omdat elk traject vanuit een andere organisatie voorkomt is er geen uitwisseling van opgedane kennis.
V.S. Het lab bestaat uit verschillende momenten. Op welke manier proberen jullie het nadenken in de vorm van processen te stimuleren?
E.W. Om de discussie over wijkrenovatie te voeden, laten we de deelnemers niet alleen over het plan nadenken, maar ook over hoe je het plan in de loop van de tijd gaat beheersen, en over de instrumenten waarmee je een transitie mogelijk maakt. Er wordt bijvoorbeeld nagedacht over de procesmatige aanpak van de renovatie, rekening houdend met de grote mix van huurders en particuliere eigenaars. Om die ruimtelijke expertise op te bouwen, heb je niet alleen architecten nodig, maar de verzamelde expertise van een heleboel actoren. We vonden het verfrissend dat het architectenbureau Bovenbouw bij het ontwerpend onderzoek Voorbij de verkavelingsdroom, in opdracht van de Vlaamse Bouwmeester, een beroep deed op de expertise van vastgoedconsultant Orientes.
V.S. Het hele architecturale productieproces wordt in het lab dus onder de loep genomen. Zijn traditionele ontwerpprocessen te hard gefocust op een resultaat?
E.W. De architect die inschrijft op een overheidsopdracht kan bijna niet anders dan zich beperken tot het bieden van een antwoord op de opdracht. De finaliteit ligt in het opstellen van een masterplan of de oplevering van een gebouw. In het licht daarvan wordt een opdracht uitgeschreven die gedacht is vanuit een corebusiness, zoals het huisvesten van gevangenen of het voorzien in betaalbare woningen. Normen met betrekking tot veiligheid of betaalbaarheid leggen dan vaak een schaduw op de aandacht voor erfgoedwaarden of beeldkwaliteit. Men wil zo snel mogelijk gevangenen onderbrengen, sociale huurders huisvesten of een leegstaande kerk opnieuw in gebruik nemen. Met het Kempenlab willen we openingen creëren om het ambitieniveau op vlak van kwaliteit te verhogen.
V.S. Merken jullie die focus op het eindresultaat ook in de ruimtelijke planning?
E.W. De eerste Vlaamse Bouwmeester, Bob Van Reeth, heeft ervoor gezorgd dat er een masterplan kwam voor de ontwikkeling van het hele domein Hoge Rielen. Dat is een document waar je met voortschrijdende inzichten naar moet blijven kijken, maar dat nu in de kast blijft liggen. In een gesprek met de architecten die op het domein werkten, hebben we geconcludeerd dat het goed zou zijn om dat nog steeds bijzonder waardevolle document te actualiseren. Je moet continu vol verbeelding kijken naar wat er gebeurt in de ruimtelijke context, zeker in deze tijden waar er toch urgente kwesties op het spel staan, zoals de klimaatverandering. De Hoge Rielen maakte bijvoorbeeld eerder al de keuze om volledig autovrij te worden, terwijl bij de opmaak van het masterplan twintig jaar slechts sprake was van een autolus doorheen het domein.
V.S. De projecten die jullie opstarten worden toch ook op de een of andere manier afgerond. Wat gebeurt er met de informatie die op tafel ligt?
E.W. De concrete aanleiding voor het ‘gevangenislab’ was de opstand in de gevangenis van Merksplas en de opmaak van het masterplan door de FOD Justitie. De uitkomsten van het lab werden samengevat in een cahier dat we, zelfs voor het goed en wel gepubliceerd was, aangeboden hebben aan de net geselecteerde ontwerpers. Ze vertelden ons dat door het Kempenlab en onze nota dingen werden benoemd die anders niet onder de aandacht komen en moeilijk bespreekbaar zijn. De collages van Heleen Verheyden (BAVO) waren een verbeelding van de gesprekken in Kempenlab en zorgden voor een evidentie rond zaken, zoals een speeltuin of moestuin in de gevangenis, die anders snel van tafel geveegd zouden worden. Het lab fungeerde op die manier als een incubator van innovatieve ideeën. Of de inzichten uiteindelijk de realitycheck doorstaan en ook gerealiseerd worden, is nog de vraag. Het zou interessant zijn om over enkele jaren de impact van de voorbije labs te evalueren.
V.S. Zelfs een kleine verschuiving in de verbeelding, het idee dat het ook anders zou kunnen, volstaat als resultaat?
E.W. Zonder twijfel. Met een kort, door onszelf geïnitieerd en ongevraagd lab verandert er misschien niet zo veel, maar er zijn ondertussen wel veel mensen betrokken die dan hopelijk het verschil kunnen maken. Als het goed is, creëren de labs een gemeenschap van mensen die elkaar aanporren en bevragen, zodat wij uiteindelijk niet meer nodig zijn. De uitspraken van de ontwerpers rond de gevangenis van Merksplas tonen dat de verbeelding een cruciaal instrument is in creatie van bewustzijn. Een eenvoudige collage maakt moeilijke kwesties bespreekbaar.
V.S. Hoe kunnen we de verbeelding prikkelen bij een bevolking die niet met architecturale kwaliteit en ruimtelijke planning bezig is?
E.W. De zogenaamde baksteen in de maag van de Belg is ingebracht door een overheidsbeleid. De vraag is hoe het anders kan. Ik vind het altijd wat hypocriet als men in enquêtes peilt naar de zogenaamde woonwensen van de burgers. Door fijne alternatieve woonomgevingen te creëren, verschuiven de woonwensen als vanzelf en geleidelijk aan. We hebben nood aan een positieve verbeelding waar mensen — gewone burgers en beleidsmakers — zich achter kunnen scharen. Het idee van een ‘betonstop’ schept een negatief beeld. Mobiliteitsexpert Kris Peeters zegt: “Je kan iemand zijn verhaal niet afnemen zonder hem een nieuw verhaal te geven.” De verbeelding van een andere werkelijkheid kan de geest vrijmaken. Ik denk aan het project We kopen samen de Oudaan. De kracht van de slogan zat in het beeld dat in woorden gesuggereerd wordt, eerder dan in het letterlijke beeld van het gebouw zelf.
V.S. Hoe breng je de verbeelding naar een groter publiek? Is de film Plannen voor plaats, gemaakt door Nic Balthazar in opdracht van de Vlaamse Bouwmeester, een goede manier?
E.W. Wat ik slim vind aan de film Plannen voor plaats is de georkestreerde omkadering. Na de filmvertoning is er een gesprek met experten en andere betrokkenen. Dat gesprek is nodig en moet nog breder gevoerd worden. De film past perfect in een gelaagd pakket van initiatieven, waarbij je inzet op sensibilisering rond regelgeving en fiscale stimuli, maar ook op concrete realisaties van alternatieve woonomgevingen. De impact van een discussie blijft miniem als mensen er zich niet mee vereenzelvigen. In de Kempen is de op hol geslagen verkavelingsmachine heel moeilijk tot stilstand te brengen. Het is een ding om het inzicht te onderschrijven dat we iets moeten veranderen, het is heel wat anders om je gedrag aan te passen. Ik denk daarom dat er meer nodig is om verandering daadwerkelijk tot stand te brengen.
V.S. Hoe kunnen we die verandering dan wel teweegbrengen?
E.W. Het discours dat we bij voorkeur in steden moeten wonen, dicht bij de grote stations of mobiliteitsknooppunten, is terecht. Maar het biedt geen antwoord voor mensen in de Kempen. Er zijn vandaag weinig andere keuzemogelijkheden dan de zielloze verkavelingen of appartementen. Het aanzwengelen van de verbeelding in de Kempen is absoluut noodzakelijk, met een discours op maat van dorpen en kleine steden dat kan worden omgezet op het terrein. We doen alvast een aanzet met het Kempenlab Dorpsarchitectuur, waarin we de volgende jaren op zoek gaan naar inspirerende projectrealisaties en een passend instrumentarium. Daarvoor trekken we de regio in. Studenten van de KU Leuven zullen onder leiding van Ward Verbakel op twee casuslocaties in Malle en Olen ontwerpend onderzoek verrichten en het publieke debat aanjagen met een reizende expo. We willen heel expliciet een antwoord bieden op de uitdagingen voor de Kempen. De naam ‘Kempenlab’ maakt duidelijk dat we een lokale actor zijn die de regio kent en ernstig neemt.
V.S. Dergelijke verandering van cultuur vergt een lange adem.
E.W. Een ding is zeker: we spreken over een cultuurverandering. Daarvoor moeten we veel tijd en geduld hebben. Het is een langdurig en gefaseerd proces dat continu wordt bijgestuurd. Het gaat niet alleen om ruimtelijke plannen, maar veel meer nog over processen waarbij je moet inspelen op onbedoelde effecten, waarbij sturing op langere termijn mogelijk wordt en je voortdurend burgers betrekt. Naast een sterk ruimtelijk beleid is er nood aan veel verbeelding — geen losgeslagen fantasie, maar een beeldvorming die gebaseerd is op kennis over wat er op het terrein leeft. Succeservaringen bekendmaken en verspreiden, met goede praktijkvoorbeelden, draagt in belangrijke mate bij tot die cultuurverandering.