Verslag | publieksmoment 'Brieven aan Dorpsmakers'

Van broodjes, brieven en bouwmeesters

27 februari 2025, Turnhout. Met een dertigtal zijn we, op een interactieve avond in de Tuinzaal van cultuurhuis de Warande, als sluitstuk van TRIBE 2024- een traject van AR-TUR waarbij een groep bevlogen 'dorpsmakers' van allerlei pluimage een jaar lang met elkaar in gesprek gingen over de Vlaamse bouwcultuur, (geen) ruimte, (betere) Vlaamse dorpsarchitectuur en alternatieve woonvormen.

Als orgelpunt van het hele traject schreef elk van hen een persoonlijke, betrokken - en handgeschreven - brief aan een andere dorpsmaker naar keuze. Kathleen Van de Vel (architect, Stramien), Karl Catteeuw (coördinator dorpenbeleid, provincie West-Vlaanderen), Sally Lierman (stedenbouwkundige, Atelier Romain), Nikias Verschraegen (architect, Stramien), Jeroen Valgaeren (ruimtelijk planner en omgevingsbemiddelaar, MO-zaïek), Harrie van Helmond (dorpsbouwmeester Nuenen, Nederland) en Amber Vermaete (Achterland Collectief) kropen in hun pen.* Vanavond resulteert het in een informeel, participatief samenzijn, met als inzet zeven persoonlijke oproepen en soms al even betrokken antwoorden. Door de staking rijden er geen treinen, dus niemand heeft haast. Er zijn belegde broodjes, er is koffie. Er wordt samen, open en vrij gedacht, er worden problemen geagendeerd, en de avond eindigt zelfs met een heel concreet voorstel en een meer dan prikkelende oplossing.

Moet er dan iets opgelost worden?

Ja, zeker.

Verslag: Tom Struyf
Leestijd: 10 min
Foto's: Leen Leblans

* Dit verslag is een reflectieve beschouwing van de avond. Niet alle sprekers, brievenschrijvers en geadresseerden komen in deze tekst aan bod. Dat heeft niet te maken met de kwaliteit of het belang van hun bijdrage, wel met de subjectieve ervaring van de auteur van dit verslag en de poging om de hoofdgedachten van de avond samen te vatten. We legden de volledige avond vast op beeld. Wil je alle sprekers, brievenschrijvers en geadresseerden aan het woord horen, bekijk dan zeker deze video.
Karl Catteeuw - coördinator dorpenbeleid, provincie West-Vlaanderen

Dertig jaar stilstand

Karl Catteeuw neemt het woord: 'De bouwcultuur die we in de jaren zestig van de vorige eeuw in Vlaanderen hebben geïntroduceerd, lijkt maar moeilijk bij te sturen. Dit is het Vlaamse dorp in een notendop: lintbebouwing, verkavelinkjes met amper ruimte voor ontmoeting of groen, zichtlijnen en doorsteekjes die verdwijnen, gekooide tuinen en garagestraatjes, appartementsblokken als pakketboten, voortuinen die verharden.'

Karl's brief is een prangend pleidooi en een vraag aan Sofie Vandelannoote en Niek De Roo - die als deskundigen in de jaren negentig al baanbrekend onderzoek verrichtten naar de leefbaarheid van Vlaamse dorpen. Catteeuw vraagt zich af hoe het kan dat er dertig jaar later amper iets veranderd lijkt te zijn. 'Het gaat te traag', schrijft hij. 'Er gebeurt te weinig.' En: 'Hoe moeten we vooruit? Hoe creëren we beweging? Hoe kunnen we de bouwcultuur in onze dorpen bijsturen?'

Vlaams Bouwmeester Erik Wieërs valt Karl bij: 'Ik heb soms het gevoel dat ik in mijn stad meer dorps woon dan in een willekeurig Vlaams dorp. Wat op het platteland resteert - met alle verkavelingen en lapjes met metershoge draad omzoomde eigendommen - is vaak alleen nog de illusie van een dorpsleven. Het heeft niks meer met gemeenschap te maken - terwijl dat is wat we zo aantrekkelijk vinden aan het idee 'dorp'.'

De toon van de avond is gezet. Want ondanks het bezielde en geïnspireerde enthousiasme van de sprekers, is dit de teneur van zowat alle brieven en opmerkingen die de revue passeren: het moet anders - en dringend.

Edith Wouters - artistiek coördinator AR-TUR
Kathleen Van de Vel - Stramien

Dakkapellen en goedbedoeld advies

Anders dan in onze steden verandert het aangezicht van onze Vlaamse dorpen sluipend, onder invloed van elke kleine ingreep door elke kleine particulier die - stiekem of met de juiste vergunning - een kotje of een dakkapelletje bijbouwt, een gevelornament verwijdert of juist aanbrengt, of besluit de voortuin te asfalteren.

Hoe keren we die tendens?
Wat bepaalt de beeldkwaliteit van een dorp?

Hoe bewaak, bescherm en stimuleer je die kwaliteit?
Het is makkelijker gezegd dan gedaan.

Er wordt een volgend probleem geïntroduceerd: niet bindende richtlijnen van adviesorganen.

Iemand uit het publiek komt met een treffend voorbeeld. Een erfgoedcel uit een Vlaamse gemeente geeft een negatief advies over de afbraak van een bepaald pand in de dorpskern. Het advies wordt politiek terzijde geschoven waardoor het project toch een go krijgt. Tegen de tijd dat de erfgoedcel dit ter ore komt en wilt reageren, blijkt het pand al te zijn afgebroken.
Het is helaas geen alleenstaand geval - het is een tendens, die frustratie oproept en lelijkheid creëert. Of zoals Karl het subtiel formuleert in zijn brief: 'Ik twijfel aan de effectiviteit van de goedbedoelde inzet'.

Vlaanderen is tal van 'kwaliteitskamers' rijk: provinciale, regionale of gemeentelijke expertcommissies die projecten beoordelen in vorm, inpassing, haalbaarheid. Om het met de woorden van Tim Vekemans (architectuurpraktijk RE-ST, Antwerpen) te zeggen: 'Het is alsof je zonder kogelvrij vest in een schietkraam staat.' Want hoewel het inwinnen van hun adviezen verplicht is, is het oordeel van deze goedbedoelde richtlijnen niet bindend. Zelfs de aanbevelingen van de Vlaams Bouwmeester himself zijn vrijblijvend, suggererend, richtinggevend. Het werkt (vaak) niet. Als de Vlaming een dakkapel wilt, komt er een dakkapel - met of zonder vergunning. Op gemeentelijk niveau zijn het de centen die tellen - en dus worden alle nieuwe woningen appartementsblokken.

Er is regelgeving nodig - en dringend.

Harrie van Helmond - dorpsbouwmeester Nuenen

Vlaanderen vs. Nederland

'Hoe gaat het dan in Nederland?', vraagt iemand uit het publiek. 'Want daar ziet de publieke ruimte er tot in de kleinste dorpen anders uit (lees: fraaier, samenhangender, uniformer - en ja, misschien soms saaier).'

'Zal ik even een college geven?' Luid en duidelijk weerklinkt een geamuseerde Nederlandse stem. Het is die van Harrie van Helmond, die een jaar lang als één van de drie Nederlandse leden van TRIBE 2024 het traject volgde. Hij staat letterlijk aan de vooravond van zijn laatste dag als dorpsbouwmeester van Nuenen - een klein dorpje in de Nederlandse provincie Noord-Brabant. Zijn werk: luisteren naar en praten met dorpsbewoners die plannen hebben. En uitleggen waarom hun zo fel begeerde dakkapel er toch niet gaat komen.

Harrie legt uit hoe de Commissies Ruimtelijke Kwaliteit (bestaande uit deskundigen op het gebied van architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie, landschap en openbare ruimte) bij onze noorderburen opereren als onafhankelijke adviesorganen, en hoe hun adviezen hoewel niet bindend toch haast altijd worden opgevolgd - heel anders dan in Vlaanderen. Trots vertelt hij hoe de gemeente Nuenen als eerste dorp in Nederland een 'Bouwgids' heeft ontwikkeld: een handreiking voor bewoners, met do's en don'ts over hoe (niet) in te grijpen in de gedeelde, kwetsbare publieke ruimte van Nuenen. De gang van zaken is duidelijk: projecten die een aanvraag indienen, moeten voldoen aan de richtlijnen van de Bouwgids - anders worden ze zelfs niet behandeld.

Hans van Engen - landschapsarchitect provincie Noord-Brabant

Een cultuurverschil valt op: er is geen grijze zone in Nederland. Het een en ander is lekker duidelijk. Maar er is ook een andere kant van de medaille. Als lid van het dorpsmakerslab schrijft Harrie een brief aan zijn Nederlandse vriend en landschapsarchitect Hans van Engen. Even gepassioneerd als nuchter hekelt Harrie het Nederlandse beleid dat krampachtig probeert het immense woningtekort te koppelen aan de transformatie van het platteland - lees: het authentieke agrarische landschap. Resultaat? Veel te grote, potsierlijke cataloguswoningen die suggereren in het landschap te passen omdat ze zogezegd geïnspireerd zijn op de authentieke stallen en schuren die er ooit stonden. 'We kunnen zoveel', verzucht Harrie. 'We zijn in staat om prachtige, samenhangende, grootse veranderingen teweeg te brengen - kijk naar de naoorlogse wederopbouw. Maar vandaag de dag kijken we nauwelijks nog naar het landelijk landschap als systeem', zegt hij.

Zoals vaak is het fascinerend hoe Vlaanderen en Nederland zich tot elkaar verhouden. Waar in Nederland al eeuwenlang efficiënt en consequent regelgeving wordt gemaakt en toegepast (zo is er al meer dan 100 jaar een Rijksbouwmeester - ter vergelijking: de eerste Vlaams Bouwmeester werd aangesteld in 1999), snel en doelmatig gehandeld wordt en alles schijnbaar op rolletjes lijkt te lopen, lijkt er in het trage, inefficiënte Vlaanderen met zijn kakafonie aan stijlen en ruimtelijke verrommeling voor een ding wél meer ruimte: reflectie, onderzoek, vrije denkruimte. Misschien is het niet voor niets dat juist een Vlaamse organisatie als AR-TUR een avond als deze organiseert, of een initiatief neemt zoals TRIBE 2024 - een Nederlands equivalent bestaat immers niet. En zo heeft alles twee kanten. Een fraaie, affe, gepolijste ruimte stelt geen vragen, valt niet op. Een dorpscentrum dat eruitziet als een tang op een varken doet stilstaan, stelt een vraag, doet een oproep.

Precies wat er vanavond gebeurt.

Kloostersite Meer
Sally Lierman - Atelier Romain
Xavier Delcourt - bestuurslid vzw Klooster Meer

Transformatie is geen draak

Inne Pijpers - beleidsmedewerker bouwshift Vlaamse Overheid

Gezucht van enkele schepenen uit het publiek. Ze zijn als afgevaardigde 'Omgeving' van hun eigen Vlaamse gemeente naar hier gekomen om inspiratie op te doen, omdat ze niet weten van welk hout pijlen te maken. Een hobbel die ze agenderen is de relatie tussen verschillende overheden: hoe ga je als dorpsbestuur om met de relatie tussen je gemeente en de provincie? Hoe begin je aan een visie voor je eigen dorp als er vijftig kilometer verderop iemand achter een bureau de krijtlijnen uittekent? Hoe ga je in gesprek met ambitieuze voortvarende projectontwikkelaars, die bouwgrond na bouwgrond wegkapen met vergunde draken van appartementsblokken? Wat met ons dorp?

Inne Pijpers (beleidsmedewerker bouwshift Vlaamse Overheid en voormalig diensthoofd Omgeving bij de gemeente Olen) reageert als ervaringsdeskundige. Stap één als beleidsmaker is het zien, het erkennen, het formuleren van de identiteit van je dorp. Wat betekent dat: ons dorp?

Ze relativeert voorschriften en regelgeving: die genereren veel weerstand en leiden niet per se tot kwaliteit. Samenwerken is de sleutel: nodig projectontwikkelaars uit aan tafel. Maak hen duidelijk dat hun project het dorp verandert, en dat ze dus een maatschappelijke verantwoordelijkheid dragen - namelijk: het verbeteren van de dorpskwaliteit. Groenblauwe netwerken versterken, ontmoetingsplekken creëren, open ruimte maken. Als je het goed en vooral samen aanpakt, hoeft transformeren geen draak te zijn en biedt verdichten niet alleen een probleem maar vooral ook kansen. Haar pleidooi is vurig, maar Inne erkent ook: 'Het is geen gemakkelijke opgave.'

Nikias Verschraegen - Stramien

Onbestemmingsplan

Iemand anders merkt op dat we als ontwerpers veel te veel willen bestemmen - maar dat onze publieke ruimte meer baat zou hebben bij het onbestemmen van plekken. Zodat er weer ademruimte ontstaat, en braakliggend terrein.

De optimistische brief van Nikias Verschraegen aan zijn jeugdvriend en kersvers Brechtse schepen van Omgeving Roeland Ruelens sluit hierop aan. Nikias beschrijft en prijst de ongekozen, maar nog niet volgebouwde doodlopende speelstraten en braakliggende stukjes verdwaald groen, waar hij en Roeland in de jaren negentig hun jeugd bij elkaar ravotten. Daarnaast vertelt hij hoe zijn hart bloedt wanneer hij vandaag door het geappartementiseerde Brecht rijdt, en haast medelijden krijgt met de mensen die er moeten wonen: wie voelt zich hier - behalve de bouwpromotor - nog thuis?

Nikias' nostalgische insteek raakt een gevoelige snaar. Toch is hij ook hoopvol. 'Regelzucht is niet de oplossing. Breng mensen samen, maak ze warm voor hetzelfde goeie verhaal, overtuig ze van het feit dat het beter kan worden. Want dat is wat we nodig hebben: we moeten bouwen vanuit de activerende gedachte dat de toekomst beter wordt, niet vanuit het verlammende idee dat het vroeger allemaal beter was.'

Het zijn twee dingen die vanavond komen bovendrijven:

1. Dorpmaken is mensenwerk, en samenwerken een must.

2. Krampachtige regels zijn een no-go.

Taal als kruiwagen

Maar er is nog iets.

Hoe formuleer je de identiteit van je dorp als je niet weet met welke woorden? Je zou het niet zeggen op een avond als deze, maar wellicht missen we nog steeds een taal om over onze ruimte te praten. Een taal die inzicht biedt - en waardoor een gemeentebestuur (of een schepen van Omgeving) inziet dat ruimtelijke kwaliteit er toe doet. Een taal die uitlegt wat een zichtlijn is, en waarom het van betekenis is dat je de kerktoren kunt zien staan. Een taal om dorpse identiteit te erkennen, te beschrijven, te bepleiten dat ie de moeite waard is om te bewaken, te bestendigen, te verbeteren.

Dorpen zijn kleine organisaties - soms is een stem al genoeg om een grote verandering teweeg te brengen. Een taalvaardige stem per Vlaams dorp - dat zijn er 285 over heel Vlaanderen. Moet je je voorstellen wat die stemmen samen potentieel zouden kunnen betekenen voor de ruimtelijke kwaliteit in Vlaanderen.

Jeroen Valgaeren - omgevingsbemiddelaar MO-zaïek
Videoboodschap Ward Verbakel - PLUSOFFICE
Amber Vermaete - Achterland Collectief

Elk dorp zijn bouwmeester

De jonge architect Amber Vermaete heeft dat begrepen, en sluit de avond zinderend en verfrissend af. Ze richt haar brief aan maar liefst elf partijen - van de Minister van Omgeving en de Vlaams Bouwmeester tot burgemeesters en architecten in alle uithoeken van Vlaanderen. Amber windt er geen doekjes om: 'Met deze brief wil ik het dorpsbouwmeesterschap in Vlaanderen introduceren.' Al tijdens haar studie trok ze zich het lot aan van het Vlaamse 'achterland' - zoals ze het zelf noemt. Te lang heeft de focus op de stad gelegen - maar ook dorpen moeten verdichten in de kern, moeten vergroenen en ruimte maken voor water. 'Kan een dorpsbouwmeester een brug slaan tussen de vrijstaande woningdroom van Janneke en Mieke en de ambities die ruimtemakers terecht koesteren?' vraagt ze zich retorisch af. 'Dorpen zijn onmisbare schakels in de transformatie naar de betere wereld van morgen'. Het is een hoopvol, geloofwaardig en reëel betoog dat op veel bijval kan rekenen.

Wat zou de functie van een dorpsbouwmeester precies kunnen inhouden?

'Drie dingen', denkt Vlaams Bouwmeester Erik Wieërs hardop. 'Eén is het ontwikkelen van een visie op het patrimonium van het dorp, op identiteit en ruimtelijke kwaliteit. Twee is het ontwikkelen van regelgeving en een bouwcode gebaseerd op die visie. En drie is regie: samen met ontwikkelaars en bewoners aan tafel gaan rondom concrete projecten.'

Hoe begin je aan zoiets, en wat gaat dat kosten?

Tim Vekemans - RE-ST

In zijn op video opgenomen antwoord aan Amber maakt Tim Vekemans het heel concreet, en pleit voor een 'intergemeentelijk bouwmeesterschap' - waarbij een cluster van vijf gemeenten die bereid zijn elke maand € 2500 neer te tellen samen één dorpsbouwmeester kunnen aanstellen. Een manier om het idee betaalbaar, behapbaar en aantrekkelijk te maken.

Wordt de dorpsbouwmeester dan de zoveelste gemeentelijke dienst, met een ambtelijk bureautje in het gemeentehuis? 'In een ideale wereld niet', zegt Amber. 'Naar Nederlands voorbeeld zou een dorpsbouwmeester een onafhankelijk orgaan moeten zijn, en een brugfiguur tussen alle partijen. Het is ook een culturele rol, die lokaal aanwezig en bereikbaar moet zijn. Een dorpsbouwmeester moet mee aan de toog zitten.' Aan de andere kant van de Tuinzaal klinkt een instemmend Nederlands geluid.

Erik Wieërs - Vlaams Bouwmeester

'Zoiets als een onafhankelijk moderator zou het moeten zijn', gaat Erik Wieërs verder. 'Geen ontwerper, maar iemand die luistert, bemiddelt, en uiteindelijk zegt hoe iets moet gebeuren - of niet. Bindend.' De Vlaams Bouwmeester lacht. 'En de titel werkt', grinnikt hij. 'Het begrip alleen al creëert gezag. Mensen mogen dan wel een dakkapel willen - als den dorpsbouwmeester heeft gezegd dat het niet mag, tja: dan komt er geen dakkapel.'

Misschien dat iemand over dertig jaar op een avond als deze een brief voorleest, gericht aan Amber Vermaete. Ze werd ooit na een inspirerend traject van AR-TUR in 2025 de eerste dorpsbouwmeester van Vlaanderen, en stelde daarmee een aanstekelijk voorbeeld dat na decennia van stilstand een kentering zou betekenen voor de ruimtelijke kwaliteit van de Vlaamse dorpen. Het was 27 februari 2025 in Turnhout, en niemand die toen had durven vermoeden dat er eindelijk een nieuw begin gemaakt was.