WERKMODEL

De Wijkmotor is een werkmodel waarmee wijkkapitaal, in de vorm van mensen, tools en middelen, kan worden omgezet in meerwaarde voor de wijk. Die wijkwinst kan zich manifesteren op economisch en sociaal vlak, maar genereert ook een grotere omgevingskwaliteit en een comfortverhoging van de woningen. De Wijkmotor beoogt een integrale en duurzame aanpak in de tijd door een iteratief proces. Dat proces verloopt in verschillende fases en is noodzakelijk een co-creatief traject.

Kempenlab Wijkrenovatie legde de focus op sociale woonwijken met erfgoedwaarde, maar de verduurzamingsopgave geldt net zo goed voor reguliere verkavelingswijken, bouwblokken of woonbuurten met particuliere eigenaars. Ook in andere wijken zien we, mits enige ondersteuning van overheidswege, kansen om samenwerking te zoeken in een wijkcollectief om met de wijkmotor een gezamenlijk kwaliteitstraject op te starten. CAHIER #9 Wijkmotor biedt meer info en inzage in het ontstaansproces van de Wijkmotor.

STAP 1: Co-initiatie - Vorm een wijkcollectief, benoem een wijkregisseur en betrek expertise

De eerste stap is het bij elkaar brengen van de betrokken stakeholders, zoals de sociale huisvestingsmaatschappij en het lokale bestuur, private eigenaars en huurders, in een wijkcollectief. Dat al deze stakeholders deel uitmaken van dit collectief is van belang om – met het oog op een integrale aanpak – noden en wensen, maar ook betrokkenheid en kennis van alle actoren mee te nemen in het proces. Voor een gezamenlijke aanpak kiezen ligt bovendien voor de hand. Als er gelijkaardige woningen zijn, kan een goed ontwerper eenvoudig helpen zoeken naar systemische oplossingen – voor huur- en koopwoningen.

Om het proces op gang te trekken en te houden zoekt het collectief een aanjager of wijkregisseur. Het voorbeeld van het Wijkbedrijf toont aan hoe een dergelijk samenwerkingsverband in de praktijk kan worden opgezet. Het is een participatieve aanpak die uitgaat van de capaciteit van de wijk en haar bewoners – het bestaande wijkkapitaal – en waar alle partijen voordeel uit halen.

Het wijkcollectief betrekt de juiste expertise om kwaliteit te waarborgen. Al in een vroeg stadium wordt een architect of stedenbouwkundige uitgenodigd aan tafel. Deze ontwerper helpt niet alleen de opgave scherp te stellen en toekomstscenario’s te verbeelden, maar ook de gevolgen van keuzes te verbeelden en te toetsen op haalbaarheid.

STAP 2: Co-sense – Inventariseer de uitdagingen en kansen, en stel ambities

Als tweede stap kan het wijkcollectief aan de slag om uitdagingen en kansen te inventariseren en gedragen ambities te formuleren die enthousiasmeren. De aanvankelijke opgave is vaak een doorgedreven energierenovatie van de woningen, zoals door de regelgeving vereist, en de noodzakelijke aanpak van het openbare domein. Het gaat erom in deze stap het denken open te breken en te bekijken welke opgaven er nog meer zijn, om daarmee meer kansen en mogelijkheden en het bestaande wijkkapitaal in beeld te krijgen. Zijn er al initiatieven genomen in de wijk en geëngageerde bewoners die willen bijdragen? Zijn er andere projecten in en rond de wijk waarop plannen kunnen aansluiten? Welke geldstromen gaan er al door de wijk, die wellicht anders ingezet kunnen worden?

Een instrument om het gesprek te openen zijn de ‘praatplaten’ die Bovenbouw architectuur en Veldwerk Architecten ontwikkelden in het kader van het Kempenlab Wijkrenovatie. De visualisaties van ‘de goede wijk’ en ‘de slechte wijk’ kaarten diverse thema’s aan: ze peilen onder meer naar ‘wijktrots’ en ‘deelpret’, verkennen de ideeën van een modelwoning en een wijkregisseur, en zoeken naar financiële stromen en synergieën met andere actoren in een zogenaamd erfgoedpark.

STAP 3: Co-create – Ontwerp gezamenlijk een visie en een proces

Wanneer de uitdagingen, kansen en ambities duidelijk zijn, is het tijd een gezamenlijk verhaal te schrijven. Hoe komen alle partijen samen tot een wijk om trots op te zijn? Naast de visie, waarin de belangrijkste uitgangspunten zijn geformuleerd, geeft het wijkcollectief het proces vorm om tot het toekomstbeeld te komen.

Een mooi voorbeeld daarvan is het wijkontwikkelingsplan dat Ruimtevolk ontwikkelde voor Mosterdhof in het Nederlandse Westervoort. Voor deze wijk definieerden ze in het traject met bewoners en stakeholders vier thematische lijnen, concreet vertaald in een aantal kleine en grote acties die geleidelijk worden uitgevoerd. De thema’s worden verder uitgewerkt via wijktafels en wijkconferenties, terwijl Ruimtevolk nog enige tijd blijft optreden als aanjager. Men streeft ernaar om gaandeweg een gedeeld eigenaarschap over het plan te doen ontstaan waaraan alle stakeholders kunnen bijdragen. Grote initiatieven worden vertaald naar makkelijk te realiseren kleinere acties, wat voor tussenresultaten zorgt. Problemen worden omgezet in opportuniteiten die bewoners kunnen aangrijpen om zelf betrokken te zijn bij de wijk.

Ook kan er gekozen worden een extra partij te betrekken. Voor het modernistische Atoomdorp in Mol werkten SCK/CEN en VITO in een publiek-private samenwerking om de renovatie en verduurzaming van de wijk haalbaar te maken.

STAP 4: Prototype – Voer deelprojecten uit

In een volgende stap worden deelprojecten uitgevoerd. Het herstellen van de straatverlichting door de gemeente, een gezamenlijke opruimactie van bewoners, een informatieavond van de huisvestingsmaatschappij, een buurtbarbecue. Het zijn snelle acties die al volop tijdens het plan in gang kunnen worden gezet, en direct zichtbaar effect creëren. Die tussenresultaten zijn belangrijk om betrokkenheid en draagvlak te creëren en vast te houden. Maar ook grotere deelprojecten, zoals de aanpak van gebouwen of het vervangen van bestrating, kunnen in gang gezet worden. Elk deelproject is een prototype voor een vervolgstap. Voortdurend worden de acties getoetst aan de visie, en het proces wordt waar nodig bijgesteld. Zo werden er proefblokken gerealiseerd voor de gevelrenovatie in tuindorp Kethel[1] in Schiedam waar de aannemer gericht de uitvoering kon voorbereiden en de bewoners het ontwerp in de realiteit konden beoordelen.

[1] Van der Heijden, H., Tuindorp Kethel – Noddy, Noddier, Noddiest, Thoth Uitgeverij, 2004

STAP 5: Co-evolve – Blijf de kwaliteit bewaken, blijf evalueren en bijstellen

Belangrijk is het circulaire aspect van het proces: de motor moet blijven draaien. Blijf de kwaliteit bewaken, blijf evalueren en bijstellen. Toets deelprojecten af aan de oorspronkelijke visie en toets ze op hun kwaliteit. Een kwaliteitsteam zoals dat in Nagele werd ingesteld of een gemeentelijke of intergemeentelijke kwaliteitskamer kan daarin een belangrijke rol spelen.

DOORLOPEND: Voorzie de motor van brandstof

Het is cruciaal om ‘brandstof’ voor de motor te voorzien.

Door bewoners actief en blijvend te betrekken bij de visievorming en kwaliteitsbewaking van de wijk en door gaandeweg meerwaarde te genereren kunnen telkens opnieuw middelen en engagement gevonden worden om een volgende stap te zetten. Die ambitie moet er bij alle stakeholders zijn. Dat betekent dat de lokale overheid mee aan boord moet en dat de verschillende betrokkenen tijd en middelen moeten vrijmaken. Maar daar staat tegenover dat wie in een kwaliteitsvolle omgeving woont, ook makkelijker waardering en respect toont voor zowel de hele buurt als voor de individuele woning.

Wijkmotor als drijvende kracht

Vragen of nood aan advies op maat?