Verslag De kerk buiten (de stad) - werk-en-studiedag
Wat is de toekomst van kerkgebouwen op het Vlaamse platteland? Op vrijdag 22 februari 2019 organiseerden AR-TUR en KU Leuven de werk-en-studiedag De kerk buiten (de stad). Op 25 januari 2019 bezochten we al zes herbestemde kerken tijdens een uitstap in Nederland.
In onderstaand artikel van Gitte Van den Bergh lees je welke lessen we meenemen uit dit traject. Het verslag is een voorproefje van het cahier dat in het najaar verschijnt.
tekst: Gitte Van den Bergh
beeld: Pieter de Ruijter (onderaan vind je meer foto’s van beide activiteiten)
In het kader van de vraag naar kwalitatieve herbestemming van dorpskerken organiseerde AR-TUR een uitstap en een studiedag onder de titel ‘De kerk buiten (de stad)’. Aangezien bij onze noorderburen opvallend meer gerealiseerde voorbeelden te vinden zijn, bezochten we op de uitstap zes voorbeelden van herbestemde kerken in Noord-Brabant in kleinere en grotere dorpen. Door specifiek in te zoomen op de processen die vooraf zijn gegaan aan de realisaties, legden de cases van verschillende schaal zowel geslaagde als minder geslaagde aspecten bloot die we kunnen projecteren op de gewenste aanpak in Vlaanderen. Hoe kom je tot een kwalitatieve herbestemming? Wat zijn de valkuilen? Wat is de rol van de ontwerper in het proces? Als onafhankelijk architectuurcentrum bracht AR-TUR diverse partijen samen – onder meer ontwerpers, lokale en bovenlokale overheden, erfgoeddiensten en -deskundigen, het Bisdom, kerkfabrieken – als aanzet om in een vrije culturele ruimte te onderzoeken waar het momenteel op vast loopt.
De dorpskerk
Vlaanderen telt zo’n 1.800 parochiekerken. Een combinatie van factoren maakt dat steeds meer Vlaamse gemeenten, maar ook vrijwilligers, sympathisanten, omwonenden, de intentie uitspreken om een kerk te herbestemmen. De noodzakelijke onderhouds- en investeringskosten lopen hoog op, de kerken kennen een dalend aantal kerkgangers of men kan steeds minder rekenen op vrijwilligers die de kerk draaiende houden. In sommige gevallen start de gemeente of de eigenaar een proactief traject op, bijvoorbeeld als de kerk in het kerkenbeleidsplan opgegeven staat als ‘te herbestemmen’. Uit al deze kwesties groeit een intentie, maar de projecten effectief van de grond laten komen, gaat traag of loopt in sommige gevallen al snel vast.
Herbestemming van kerken is niet nieuw. Zeker in steden worden bepaalde kerken afgestaan en herbestemd tot bibliotheek, cultuurcentra, theaterzalen… Maar hoe zit het met het draagvlak voor kerkgebouwen in het buitengebied? De dorpskerk fungeert als gezicht van het dorp, als centrum van het ruimtelijke en het sociale weefsel. Iedereen heeft er meermaals een doopsel, communie of trouwfeest meegemaakt; de affectie met een welbepaalde kerk is dan ook groot. Door de gevoeligheid van het thema heeft een herbestemming tijd nodig, in de eerste plaats op mentaal vlak om alle belanghebbenden aan dezelfde kant te krijgen. Praktisch is het, of lijkt het, zo’n ingewikkeld netwerk van belanghebbenden te zijn waarbij initiatief- en beslissingsnemers elkaar niet altijd meteen weten te vinden.
Van start
Om vanaf het begin het ambitieniveau duidelijk aan te scherpen moet een grondige analyse en identificatie van de kerk dit proces altijd vooraf gaan. Hierbij kan je de praktische zaken onderscheiden: Wie is de eigenaar? Wie zijn op dit moment de stakeholders? Hoe worden deze best benaderd? Wie gebruikt de kerk, hoe vaak en waarvoor? Is de kerk beschermd of vastgesteld als onroerend erfgoed? Welke ontwikkelingen zijn er in de ruimere omgeving?
Bij de lokale cases blijkt dat een ontwerpmatige analyse van de kerk in de omgeving, zowel haar plaats in de wijk als in de gemeenschap, cruciaal is. Wat je met een kerk kan doen heeft veel te maken met de ontwikkelingsmogelijkheden van een dorp. Wat kan de kerk betekenen voor de omgeving, en hoe kan de omgeving bijdragen aan de activering van de kerk? Cases zoals Den Hout met een beperkte knooppuntwaarde en bestaande verbindingen kunnen de latere herbestemming al deels hypothekeren. De kerk van Den Hout ligt bovendien slechts op een boogscheut van de kerk van Sint-Jozef Rijkevorsel.
Kan de kerk mogelijk ook een middelpunt worden op regionale schaal? Is er een andere kerk vlakbij, die zich beter leent voor de gekozen functie? Hiervoor zijn studies en cijfers nodig, die gemeentes overschrijden en waarbij de overheid een belangrijke partner wordt. Op grotere schaal dient van elke kerk de kwaliteit en de potentie gezien te worden. Om de verschuiving van functies op langere termijn te doorzien, kunnen gemeentelijke of gemeentegrensoverschrijdende patrimoniumstudies inzicht bieden.
Behalve de praktische gegevens, is vooral het financiële luik vaak een struikelblok. Financiering kan bijvoorbeeld uitgaan van de lokale overheid, Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV) , plattelandssubsidies als PDPO, crowdfunding en bouwfeesten. Het inzetten van middelen en mensen in lokale infrastructuur in Vlaanderen is niet eenvoudig. Van begin af dient scherp gesteld te worden of men gaat voor financieel rendement, of dat het collectief belang voorop gesteld wordt.
Weinig kerken zijn zelfbedruipend en de eigenaar wil of kan niet altijd zelf investeren. De kerken in Vlaanderen zijn eigendom van de kerkfabrieken, maar dat systeem vertoont hiaten en creëert een spanningsveld in het opleggen van specifieke regels. Zo laat het bisdom wettelijk niet toe dat de kerkfabrieken zich verarmen. Het traject met beperkte middelen dragen is moeilijker en bestaat vaak uit een vereniging van meerdere partijen bij elkaar, waardoor de termijnen en beslissingen langer dreigen uit te lopen. In de cases van de uitstap in Nederland zagen we dan ook een opvallend contrast tussen de voorbeelden op kleinere schaal, met lokale middelen, tegenover deze van een grotere schaal. Grotere budgetten laten simpelweg meer mogelijkheden toe. Van begin af aan de financiële mogelijkheden duidelijk omkaderen, geeft een nodige basis voor de andere aspecten van het traject.
Participatie
Zonder kerk, geen dorp, en op dat vlak biedt de herbestemming van dorpskerken een kans op kernversterking, een collectieve ruimte die de leefbaarheid van een dorp kan verhogen. Om deze positie in te nemen wordt er vaak gewerkt via participatieve trajecten, waarbij vanaf het begin een zo groot mogelijke groep betrokken wordt: parochie, buurt, middenstand, gemeente, kerkfabriek. Het participatieve traject moet uitwijzen wie geïnteresseerd is om de kerk te gebruiken, zowel op korte als lange termijn. Toch schuilen hier ook valkuilen en dreigen zulke processen te eindigen waar ze gestart zijn.
Voor de kapel in Braken, een kerkdorp in Wuustwezel, was de relatief kleine gemeenschap zeer betrokken bij het proces. In participatieve momenten in de vorm van werksessies vond een wisselwerking aan informatie plaats. Zoals in de meeste participatieve trajecten koos het team van Rurant en Innovatiesteunpunt er expliciet voor om tijdens het proces geen ontwerpexpertise te betrekken, een gemiste kans om de scenario’s die in de werksessies naar boven kwamen te verbeelden en op hun haalbaarheid te onderzoeken. Het is dan ook belangrijk in de processen een evenwicht te vinden tussen ontwerpend onderzoek en participatieve processen. Voor complexere projecten is er wellicht een grotere rol voor ontwerpend onderzoek om het participatieve proces te voeden, waarvan het herbestemmingstraject voor de Petruskerk in Vught een geslaagd voorbeeld is. De ontwerpers zijn er mee verantwoordelijk voor het draagvlak dat gecreëerd is voor de herbestemming, evenals voor de vormgeving van de uiteindelijke visie waar iedereen zich bij kon aansluiten.
In het verloop van een participatieproces komt naar voor welke functies gewenst zijn in het dorp of in de context. Afhankelijk van de termijn waarbinnen de kerk leeg staat, kan de gemeenschap meer of minder open staan voor bepaalde invullingen. Als er nog geen sprake is van leegstand of verval, wordt er wellicht conservatiever nagedacht tegenover een meer vervallen kerk die een zekere tristesse kan uitstralen en waarvoor men sneller in actie wil schieten. De projectie van alle goede bedoelingen in het dorp op die ene kerk, waar iedereen zich mee verbonden voelt, geeft een risico dat deze overladen wordt met functies. Private belangen stemmen niet altijd overeen met het publieke belang, en in een dorp heb je maar een beperkt aantal publieke functies nodig. Een herbestemming tot zoveelste ‘polyvalente zaal’ van het dorp is niet wenselijk.
Ontwerpend onderzoek
Simultaan moet daarom ook de vraag rijzen welke functies al dan niet in de kerk gepast zijn. Het heeft ook geen zin een functie in de kerk te proberen brengen waar deze zich niet toe leent. Hoewel de initiatiefnemers vaak vol goede bedoelingen zitten, ligt de eerste kwaliteitscontrole op dit moment bij de ontwerpers die de voorgestelde scenario’s proberen om te zetten in een goed ontwerp. Zijn programma en gebouw compatibel? Is het programma niet te overladen? Welke andere dynamieken spelen er in de omgeving?
Ook op ontwerpvlak kunnen stappen gezet worden die het proces kunnen versnellen en de kwaliteit bevorderen. Hoewel uiteraard elke kerk anders is wat structuur, indeling, bouwfysische toestand betreft, al dan niet beschermd is, en een andere functie toebedeeld krijgt, moet niet alles telkens opnieuw uitgevonden worden. De omgang met monumenten moet respectvol, maar niet terughoudend worden aangepakt. Het onderzoeken van casestudies leert alvast enkele terugkerende lijnen.
De herbestemming van de kerkruimte omvat in de meeste gevallen natuurlijk heel wat technische uitdagingen, zoals akoestiek, verwarming en verluchting . Dit zijn zaken die vaak een groot deel van de investering bedragen. In de cases zagen enkele terugkerende oplossingen, zoals het succesvol gebruik van akoestische lichtarmaturen in Heerle en Sprundel, de box-in box aanpak voor het oplossen van de klimatisering, vloerverwarming in combinatie met een horizontaal luchtscherm in de hoge ruimtes. De gelijkaardige aanpak maakt dat de vraag gesteld kan worden of er geen algemeen basishandboek gemaakt kan worden dat deze uitdagingen en de verschillende opties behandelt.
Behalve het technische aspect, zien we hoe conventies die inherent zijn aan een kerk in een nieuwe constellatie kunnen worden bewaard of net doorbroken. Zo kom je in een kerk traditioneel vooraan binnen, een gegeven dat deel uitmaakt van de religieuze ervaring. De kerk asymmetrisch binnenkomen genereert een heel andere ervaring. Bij het vermengen van meerdere functies, zoals het geval is bij de Sint-Gertrudiskerk in Heerle, is vaak een tweede inkom noodzakelijk. In deze specifieke case konden de architecten gebruik maken van een historische tweede as die dwars op de hoofdas bestond.
Wat buitenruimte betreft is historisch voornamelijk het voorplein van belang, en vormt het mee het centrum van het dorp. De architecten van de herbestemde Petruskerk in Vught tonen het potentieel van de hele zone rondom de kerk in de verweving met het ruimtelijke weefsel. De ontwerpers zagen als eerste noodzakelijke ingreep het weghalen van de muur omheen de kerk, zodat het gebouw op meerdere plaatsen een toegang kon krijgen en een doorwaadbare ruimte kon worden. De ingrepen aan elke zijde van de kerk nodigen uit om de kerk te betreden: een terras met luifel, een winkeletalage, kantoorruimte. De insteek was noodzakelijk om verbinding te leggen met het hele dorp, en deze kerk opnieuw tot het hart van Vught om te vormen.
Om een andere, of ruimere, functie te krijgen ontbreekt het de meeste kerken aan noodzakelijke functionele ruimtes: kitchenette, berging, sanitair. Hier is een eerste mogelijke aanpak deze met minimale impact binnenin, door enkel aan de buitenzijde nieuwe functionele ruimtes toe te voegen. De kerkruimte zelf wordt in dit geval als een collectieve ruimte gekoesterd. De Onze Lieve Vrouwekerk in Helmond, herbestemd tot theaterzaal, voegt een grote oppervlakte aan onder meer kleedkamers voor artiesten, laad- en loszone voor vrachtwagens en een cafetaria toe in een glazen volume rondom de kerk. Hiermee betrekt het nieuwe volume ook meer partners langsheen verschillende zijden. Binnenin blijft de kerk grotendeels behouden en is ze ingericht als theaterzaal met een tribune en podium.
Een tweede mogelijk bestaat erin de functionele ruimtes zo in te richten dat ze een uitspraak doen over de ruimte afhankelijk van de positie: in de zijbeuken of net in het koor, met behoud van het middenschip of net als doorbreking van de kruisvorm.
De ontwerper speelt een belangrijke rol in het verscherpen van de vraag van de opdrachtgever, te beginnen bij het kritisch in vraag stellen van de opgave. Hij moet om die reden niet alleen de functionele noden erkennen en invullen, maar zelf ook alternatieve scenario’s durven onderzoeken en bevattelijk maken, out of the box denken, een overlap vinden tussen de kwaliteiten van de kerk en de input die gegeven wordt vanuit de participatieve trajecten. Het nauw bepalen van welke functies wenselijk zijn, zonder opties te blokkeren. Dit zonder een pasklare oplossing op te dringen, maar het verruimen van de geesten. Door het verbeelden van de potenties en keuzes zichtbaar en hanteerbaar te maken en iedereen achter hetzelfde idee te krijgen, kunnen ook andere stappen in het proces sneller verlopen.
Concrete aanbevelingen
Uit het voorgaande formuleren we alvast volgende concrete aanbevelingen bij de aanvang van een herbestemmingstraject:
- Beperk het denken over herbestemming niet te snel tot het probleem van het gebouw alleen: analyseer vooraf de ruimere context, mogelijke opportuniteiten en financiële pistes.
- Durf in participatietrajecten voldoende snel genoeg over te gaan naar concrete scenario’s en een plan van aanpak door de input van ontwerpexpertise, en zet ontwerpend onderzoek in als discussiedocument.
- Stel het belang van kwaliteit in het ontwerp voorop door middel van ontwerpend onderzoek en het onderzoeken van voorbeeldprojecten.
- De opmaak van een (technisch) basishandboek met goede voorbeelden.
Het traject en de kwaliteitscontrole ligt momenteel meestal in handen van de lokale besturen, die niet altijd over de nodige expertise beschikken. Hoewel iedere kerk en ieder proces anders is, rijst de vraag naar een duidelijke visie, continuïteit en aanspreekpunten. Behalve de plaatselijke stakeholders kan de hogere overheid (Agentschap Onroerend Erfgoed, intergemeentelijke erfgoedcellen, provincie…) in dit verhaal een essentiële rol spelen. Een duidelijk te volgen stappenplan, waarbij iedereen op de juiste moment mee aan tafel zit, maakt dat knopen sneller doorgehakt kunnen worden en de parameters waarmee de ontwerpers en partijen rekening moeten houden van begin af duidelijk zijn.
- Stel een integraal stappenplan op zodat alle nodige partijen op het juiste moment betrokken worden in het proces en hun rol tijdig opnemen.
Om de verschillende trajecten met elkaar te verbinden, is er nood aan een bijkomende rol, een externe moderator die onafhankelijk de zoektocht naar gemeenschappelijke elementen en belangen kan leiden. Bij uitbreiding is ook de vraag naar een toolkit die de verschillende rollen op verschillende momenten in het proces kan aangeven relevant.
Ook de rol van de ontwerper in het proces vraagt om definiëring. Ontwerpers kunnen het proces meer dan eens versterken, een rol die nog niet in elke fase erkend wordt als een volwaardige taak. Architectuur wordt in deze trajecten gevormd door een proces van doen, denken en testen. In het vormen van een gemeenschappelijke visie biedt de kracht van verbeelding een enorme meerwaarde. Op dit moment is dit echter nog vaak een grotendeels vrijwillige of onbetaalde job, doordat het deelaspecten van het traject omvat waarvoor de architecten niet vergoed worden.
- Een toolkit die de rollen van de stakeholders in het proces definieert, met name de rol van een overkoepelende moderator en de rol van de ontwerper.
De verbeelding van scenario’s plant kiemen van ideeën, maar deze hebben tot slot ook tijd nodig om te rijpen. Hoewel het nemen van snelle beslissingen tijd lijkt te besparen, kan wat langer nadenken ook net profijt geven, en voortschrijdende inzichten opleveren. Een proces van deze omvang en gevoeligheid vraagt in elk geval voldoende denktijd, tijd waarvoor ook ruimte voorzien moet worden in de planning, tijd die ruimte laat voor creativiteit en voldoende overleg.
- Neem voldoende tijd.
Dit artikel is een voorproefje van het cahier met de bevindingen uit het Kempenlab Landschap van Kerken dat in het najaar zal verschijnen. Het cahier gaat in op voorbeelden van herbestemde dorpskerken en het proces erachter, beschrijft de casus van de O.L.V.-kerk in Den Hout en geeft aanbevelingen voor de aanpak van het herbestemmen van dorpskerken. Mail ons op info@ar-tur.be wanneer je op de hoogte gehouden wil worden van het verschijnen van dit cahier.
Meer foto’s van de uitstap en de werk-en-studiedag vind je hieronder.