Verslag Lezingavond Verduurzamen van woonwijken

VERSLAG – Veel sociale woonwijken zijn dringend aan verduurzaming toe. Dat is een complexe opgave. Hoe kiezen we een kwalitatieve én betaalbare aanpak? Hoe zetten we de kwaliteit van wonen centraal en hebben we tegelijkertijd oog voor beeldkwaliteit en erfgoedwaarde? Hoe werken we samen met bewoners?

Tijdens deze lezingavond op dinsdag 14 mei kwam je meer te weten over inspirerende voorbeeldprojecten en scenario’s. Ontwerpers uit Vlaanderen en uit Nederland vertelden over aanbevelingen en valkuilen bij hun aanpak; van fijnzinnige renovatie tot radicale transformatie.

In het verslag hieronder lees je meer over de 5 gepresenteerde projecten.

Verslag: Kristien Vastenavondt
Foto’s: Pieter de Ruijter, tenzij anders vermeld

Nagele in de Noordoostpolder. Foto via BASTA urbanism

1. Bas Horsting, BASTA urbanism – onderzoekslab / beeldkwaliteitsplan Nagele

Nagele heeft omwille van zijn locatie en ontstaansgeschiedenis een belangrijke rol als Nederlands cultureel erfgoed. Gelegen in de Noordoostpolder, werd het vanaf 1947 ontworpen door architecten van De Acht en Opbouw, zoals Cornelis van Eesteren, Aldo van Eyck, Jaap Bakema, Gerrit Rietveld en tuinarchitecte Mien Ruys. Vanuit hun avant-gardistische gedachtengoed wilden ze breken met het klassieke organisch gegroeide dorp, en werkten ze een strak stedenbouwkundig plan uit met gekoppelde woningen in strokenbouw. Onder meer Gerrit en Jan Rietveld bedachten hiervoor innovatieve grondplannen.
Het resultaat was een uitgebalanceerde totaalcompositie waarin de hele levenscyclus van de landarbeiders een plaats had en waarbij het landschap een belangrijke rol speelde.

Meer dan 60 jaar later is de maatschappij ook in de polderdorpen grondig veranderd. Er zijn geen landarbeiders meer, de winkelstraten kampen met leegstand en veel van de architecturale kwaliteit is verdwenen. Vanaf 2009 is een onderzoekslab opgestart dat resulteerde in een Handboek Nagele, waarin de kernwaarden en de kwaliteiten zijn vastgelegd, en een Werkboek Nagele, een bundeling van specifieke projecten.

Het proces van dit onderzoekslab verliep in verschillende stappen. In een eerste analytische fase werden gesprekken aangeknoopt met bewoners, bestuurders en belanghebbenden, om zo tot een bepaling van de kernproblemen en -waarden te komen. Hieruit volgt het idee van ‘conceptuele monumentenzorg’, met bijzondere aandacht voor:

  • het in balans brengen van cultuurhistorie en leefbaarheid,
  • de combinatie van een stedenbouwkundig en landschappelijk monument én een vitaal dorp,
  • het behoud van de essentie van Nagele: collectiviteit, landschap en vooruitstrevend bouwen,
  • het toestaan van ontwikkelingen,
  • individuele vrijheid binnen collectief belang.

Een matrix vat de belangrijkste focuspunten samen voor het ‘historische Nagele’ en het ‘nieuwe Nagele’, waarbij Nagele benaderd wordt als dorp én als merk. Voor het historische dorp Nagele is de ambitie om de kenmerkende landschappelijke elementen en gebouwen in ere te herstellen, terwijl het merk Nagele in die historische context vooral de idealen van Het Nieuwe Bouwen weer toegankelijk moet maken. Het nieuwe Nagele heeft als dorp nood aan vooruitstrevende en innovatieve (landschaps)architectuur en focust als merk op branding door middel van een uniforme uitstraling, promotie, publicaties, onderzoek en evenementen.

In de tweede fase evolueert het onderzoekslab naar een ontwerplab, waarbij intensief wordt samengewerkt met de gemeente, de woningcorporatie en lokale betrokkenen. Het eindproduct van dit ontwerplab is een ‘dorpsvisie’, een nieuwe kaart van Nagele, met daarop een lijst van belangrijke plekken met de potentie om er ‘iets te laten gebeuren’. Het dorp wordt als het ware beschouwd als een proeftuin voor de toekomst: ecologische initiatieven en projecten rond levenslang wonen en collectiviteit vinden hier een plek, naast voorbeeldprojecten zoals de renovatie van de woonhofjes en de herontwikkeling van de winkelstraat. Simulaties en excursies naar voorbeeldprojecten overtuigen de woningcorporatie van de het renovatieproject van de Rietveldwoningen.

Vanaf 2011 gaat het uitvoeringslab van start, de derde stap in het traject. Nagele wordt een pilootproject en maakt op die manier een stap naar nog meer professionalisering. Er komt meer helderheid over haalbaarheid en prioriteiten, verschillende overheidsdiensten worden bij het traject betrokken en er wordt een kwaliteitsteam aangesteld. Dit resulteert in een beeldkwaliteitsplan en een groenstructuurplan, waarbij de stedenbouwkundige laag, de architectuur en het landschap in elkaar haken, binnen het kader van het oorspronkelijke plan.

Voorbeelden van concrete projecten zijn onder meer Zuiderwinkels (een renovatieproject van een belangrijke locatie in het dorp), de gereformeerde kerk van Van den Broek en Bakema (die een nieuwe functie kreeg) en Noorderwinkels (een prijsvraag voor 18 nieuwe geschakelde woningen die zich inpassen in de stijl van Nagele, en waarin nieuwe bouwmethodieken worden toegepast). Via een prijsvraag werd voor het Karwijhof gezocht naar een experimentele impuls om Nagele te laten uitgroeien tot een duurzaam en energieneutraal, gasloos dorp.

Herent, appartementen Warotveld, na de renovatiewerken. Copyright: Onroerend Erfgoed / Foto: Kris Vandevorst

2. Laura Rijsbosch en Stef Van den Broeck, Atelier MA+P – Warotveld Herent

Het project Warotveld werd tussen 1971 en 1976 gebouw in opdracht van Volkswoningbouw Herent. Het ontwerp van Willy Van Der Meeren omvat 45 gezinswoningen en een galerijflatgebouw met 22 huurwoningen. Van Der Meeren was een van de meest inventieve naoorlogse architecten en maakte deel uit van een groep modernisten die de architectuur een verheffende sociale functie toekenden. In Warotveld zijn een aantal karakteristieken van zijn stijl te herkennen: standaardisering, een industriële look, ruimte voor sociale interactie en functionele architectuur met bijzondere aandacht voor licht en lucht in de woningen. De galerijflats zijn de kern van de wijk, het is het deel waarover Van Der Meeren zelf het meest tevreden was en dat ook de grootste erfgoedwaarde heeft.

Toen er stemmen opgingen om de 22 huurwoningen te slopen, werkte Atelier MA+P een renovatieplan uit. Ondanks een lijst van werkpunten, zoals technische en constructieve details, zagen zij voldoende structurele en ruimtelijke kwaliteiten om dit project te bewaren. Ze losten het energetische vraagstuk zo veel mogelijk langs de binnenzijde van de gebouwen op, om zo de karakteristieken van de gevel te behouden. Op die manier kon het oorspronkelijke beeld maximaal bewaard blijven. Noodzakelijke wijzigingen, zoals de dakbekleding, gebeurden in de geest van Willy Van Der Meeren. Zo werd er steeds gekozen voor duurzame oplossingen en industriële materialen, en werd vaak in situ gezocht naar de meest gepaste details.

Deze zachte en vooral technische renovatie gaf de woningen een tweede leven, terwijl de oorspronkelijke charme en kwaliteiten bewaard en versterkt werden. Het resultaatbeeld ligt dan ook heel dicht bij de oorspronkelijke uitstraling van de gebouwen.

Wijkvernieuwing Vogeltjesbuurt door KAW architecten.

3. Mathieu Kastelijn, KAW architecten – Vogeltjesbuurt Tilburg

De aanpak van een volkse wijk met krappe woningen, vaak onherkenbaar verbouwd, met mondige bewoners die hevig protesteerden tegen de (sloop)plannen voor hun buurt: dat was de uitdaging die KAW architecten kreeg voorgeschoteld in Tilburg. De vraag van de buurtbewoners was duidelijk: ‘Er moet iets gebeuren, maar het moet wel zo blijven! En schiet een beetje op!’

En dus begon het hele proces met vooral veel luisteren naar de verzuchtingen en wensen van de bewoners, met verhalen ophalen en het vertrouwen herstellen. Een heel intensief – maar cruciaal – traject van wijkbijeenkomsten, themagroepen en bewonersgesprekken, waarbij werd gepolst naar woonwensen. Hoe wil je wonen? Hoe zie je een straat, een plein? Wat is de plek van de auto? Hoe wordt het openbaar domein gebruikt? Voor elk van die wensen werd een plan voorgesteld en voorgelegd aan de bewoners, die mee het eindresultaat bepaalden. Door die maximale bewonersbetrokkenheid kwamen ze tot een gedragen plan, en werd het proces, hoe intensief het ook was, uiteindelijk versneld.

Het zoeken naar het juiste programma, dat snel ontwikkelen, slopen en bouwen, zorgde er ook voor dat de sociale structuur in stand werd gehouden. Tachtig procent van de oorspronkelijke bewoners keerde terug naar de wijk.

Tegelijk was er in de plannen steeds aandacht voor betaalbaarheid, onder meer door te zorgen voor lage energielasten en standaardisering, en werd de wijk toekomstbestendig gemaakt. Het eenzijdige programma werd meer gediversifieerd, waardoor ook oudere bewoners makkelijker in de wijk kunnen blijven.

Eens de plannen rond waren, was het zaak om slim en snel te gaan bouwen. Met de autoindustrie in het achterhoofd bedacht KAW een systeem waarbij elke stap van het proces geoptimaliseerd werd en zo efficiënt mogelijk werd uitgevoerd. Door woning per woning af te breken en onmiddelijk op dezelfde plek zo gestandaardiseerd mogelijk de werf op te starten, slaagden ze erin op 18 dagen een nieuwe woning te bouwen. Het ‘one-piece-flow’ principe. Bewoners verlieten hun woning en hadden 25 dagen later een nieuw huis op dezelfde plek. Dat bijzondere proces zorgde voor extra samenhorigheid en een grote tevredenheid onder de bewoners.

Wijkverbetering gaat voor KAW dus vooral om mensen. Verduurzamen en technische oplossingen zijn niet de eerste zorg van de bewoners, maar comfort wel, en dus is het cruciaal om daarin te voorzien. De basis moet kloppen, er moet vertrouwen en een goede verstandhouding zijn en de praktische zaken moeten geregeld zijn. Dan is het onmogelijke ineens niet meer zo ondenkbaar.

Atoomdorp in Mol, ontworpen door ontworpen door Jacques Wybauw, Jacques Thiran en René Pechère. Foto via Ontwerpatelier Peter Jannes.

De modernistische wijk werd eind jaren 50 gebouwd om de werknemers van het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK) en later van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) te huisvesten. Ze bestaat uit villa’s, gekoppelde huizen, studio’s, dormitories en appartementen, in totaal 278 entiteiten.
Het concept van architect Jacques Wybauw was doordrongen van respect voor en behoud van de oorspronkelijke omgeving, midden in de dennenbossen op een smalle strook tussen de Congovaart en het Kanaal Bocholt-Herentals. In de wijk zijn de principes van CIAM en de functionele stad te herkennen, met een sterke scheiding van functies (wonen, werken en recreatie) en een inbedding van de (middel)hoogbouw in de groene omgeving. De latere uitbreiding (1957) van Pierre Coulon en André Noterman, een blok met studio’s, wijkt qua stijl af van de rest van de gebouwen.

Een halve eeuw na de bouw is de wijk na jaren van leegstand en verloedering dringend aan renovatie toe en voldoen de woningen niet meer aan de huidige comfortnormen. Er wordt besloten een deel van de gebouwen te slopen, maar zo ver komt het niet. Na protest van de bewoners wordt de sloopvergunning geweigerd.

In 2015 startten het SCK/CEN en Vito een PPS-procedure in drie fases: een selectiefase, een dialoogronde en een gunningsfase. Vooral de dialoogronde was belangrijk voor de opdrachtgever om de kandidaten te ‘besnuffelen’ en de grenzen van de mogelijkheden af te tasten. Er werden verschillende samenwerkingsverbanden vooropgesteld die de inschrijvers garanties gaven voor de toekomst. Inmiddels zijn de werken gestart, deels als publieke ontwikkeling, deels publiek-privaat en deels privaat, in een samenwerking tussen SCK/CEN, Vito, Cordeel, Ruimte Vlaanderen en Erfgoed Vlaanderen. Cordeel zal de komende 25 jaar ook het onderhoud van de wijk voor haar rekening nemen.

Doel van de architecten Peter Jannes en A33 was om een ‘wijk in balans’ te creëren, waarbij de uniformiteit, de gelaagdheid en de integratie in de omgeving van het oorspronkelijke plan gerespecteerd zijn. Op gebouwniveau werd een waardebepaling gedaan, op vlak van erfgoedwaarde, gebruikswaarde en locuswaarde. Daaruit volgde dat de studio’s en familiale appartementen zeker bewaard moesten worden, net als de dormitories en rijwoningen. Ondanks hun lagere erfgoedwaarde hadden die laatste twee types een hoge functionaliteit en zijn ze een essentieel deel van het ensemble. De vrijstaande villa’s worden ingeruild voor twee- of driewoonsten op exact dezelfde plaats en met een overeenkomstige footprint en gelijkaardige verschijningsvorm, en ook de appartementen voor jonge gezinnen worden vervangen. Daarnaast komen er 30 nieuwe appartementen op de plaats van de garages, waardoor het nieuwe plan 318 wooneenheden telt.

Voor de omgevingsaanleg worden drie beeldlagen bepaald. De kavels worden opgevat als insnijdingen in het bos, het bos zelf wordt versterkt en de ongedefinieerde tussenzones krijgen een duidelijker statuut in het beeldkwaliteitsplan. Bovendien wordt op twee plaatsen de relatie met de Congovaart versterkt door het aanbrengen van een corridor in het groen.

Het succes van dit traject is onder meer te danken aan de concurrentiedialoog die voor de gunningsfase plaatsvond, en aan de bijdrage van Ruimte Vlaanderen en Erfgoed. De plannen die door de architecten werden opgemaakt dienen vooral als kwaliteitskader, eerder dan als onaantastbaar gegeven, met het behoud van de site als ensemble als uitgangspunt.

Renovatie wijk Kethel door Biq architecten / Hans Van der Heijden architecten.

5. Hans van der Heijden architect – Kethel Schiedam

Tuindorp Kethel is een vrij groot project met 241 rijwoningen aan de rand van Schiedam. De woningcorporatie moest de wijk verduurzamen en had een voorkeur voor nieuwbouw, ook al was dat geen urgente noodzaak.

De wijk bestond uit moderne woningen binnen een klassiek tuindorpplan. De woningen zelf waren gebouwd middels een bijzonder bouwsysteem, ‘Airey’, dat in Engeland werd gebruikt om kant-en-klare woningen te bouwen. In Nederland werd het toegepast als een soort bouwpakket, waarbij op een industriële manier kon gewerkt worden en materiaal kon bespaard worden.

In de loop der jaren hadden veel huurders aanpassingen verricht aan de tuinen en interieurs, zodat ze een zekere mate van flexibiliteit verkregen, die tegelijkertijd heel gelijkaardig was in veel van de woningen. Zo werd in veel gevallen de inpandige berging verplaatst naar de tuin. De vrijgekomen ruimte werd keuken en de leefruimte werd groter. Voor de woningcorporatie waren de woningen na enkele decennia afgeschreven. Maar voor de bewoners hadden alle wijzigingen en investeringen de waarde van de woning juist verhoogd.

Uiteindelijk werd er niet gekozen voor nieuwbouw, maar voor een grondige gevelrenovatie. Die bood enerzijds een technische oplossing voor de verouderde gevelbekleding en het toepassen van extra isolatie, en bewaarde tegelijk het originele karakter van de wijk.

De ingrepen die de architect voorstelde, werkten rondom de interieuraanpassingen van de bewoners – zolang deze veilig waren – en konden op korte termijn (15 dagen per woning) uitgevoerd worden. Door twee proefblokken te maken kon de aannemer de uitvoering gericht voorbereiden en konden de bewoners het ontwerp in de realiteit beoordelen.

Over het ontwerpproces voor de wijk is het boek ‘Tuindorp Kethel, noddy, noddier, noddiest’ gepubliceerd. Het project was finalist voor de World Habitat Award 2006 van de VN.

Kempenlab Wijkrenovatie

Deze avond kadert in het Kempenlab Wijkrenovatie, waarin AR-TUR aan de slag gaat rond de verduurzaming van (sociale) woonwijken. Twee moderne wijken in de Kempen zijn onze experimenteergrond: de Parkwijk in Turnhout en Egelsvennen in Mol. Met huisvestingsmaatschappijen, beleidsmakers, ontwerpers, deskundigen, bewoners en andere betrokkenen gaan we in gesprek over scenario’s voor de toekomst.

De eerste bijeenkomsten van het Kempenlab waren het wijkenbezoek op 21 september en de workshop ‘nulmeting’ op 27 september. Het verslag geeft een weerslag van de opgehaalde ervaringen en bijdragen van de aanwezigen.

Op 5 april vond de eerste scenarioworkshop plaats. Bovenbouw architectuur en Veldwerk architecten deden een eerste voorzet van hun ontwerpend onderzoek. We gingen in gesprek over toekomstscenario’s voor de voorbeeldcasussen Parkwijk in Turnhout en Egelsvennen in Mol. Het traject ronden we af in het najaar van 2019.

Partners

AR-TUR werkt in dit Kempenlab met onder meer de sociale huisvestingsmaatschappijen de Ark en de Molse Bouwmaatschappij, de Provincie Antwerpen en het Vlaams Architectuurinstituut (Architectuurarchief Vlaanderen).