Verslag | Dag van de Dorpsmakers

Op 26 oktober was Cultuurcentrum 't Schaliken in Herentals het kloppende hart van de Dag van de Dorpsmakers. Voor AR-TUR vormde deze dag zowel een moment van reflectie op de trajecten van de afgelopen jaren als het startschot voor het Kempenlab Regeneratieve Dorpse Architectuur. Vier bevlogen dorpsmakers namen de deelnemers mee op een inspirerende reis vol inzichten en vernieuwende ideeën voor dorpsgemeenschappen, waarna we in vier gespreksvormen de krijtlijnen van wat regeneratieve dorpse architectuur kan betekenen verkenden.

Tekst: Céline Ibe
Leestijd: 14 minuten
Foto's: Kelly Donckers Fotografie

Van gisteren naar morgen

Als aftrap plaatst Edith Wouters de Dag van de Dorpsmakers in zijn bredere context. AR-TUR wil stilstaan bij de vruchten van de trajecten van de afgelopen jaren, van de Kempenatlas, over de Kempenlabs 2017-2022 tot de tools en de locaties die we verkenden met de Toolbox Dorpse Architectuur. Deze dag is echter niet slechts een terugblik, maar vormt tegelijkertijd ook de verkenning van een nieuw hoofdstuk. In het Kempenlab Regeneratieve dorpse architectuur wil AR-TUR voortbouwen op de verworven inzichten. AR-TUR wil de focus legen op hoe architectuur, in het bijzonder dorpse architectuur, verdergaand dan duurzaamheid, daadwerkelijk een regeneratieve kracht kan zijn. De ambitie is om na te denken over de manier waarop we vanuit architectuur en ruimtelijke planning een positieve erfenis kunnen nalaten voor zowel de huidige generaties als de generaties na ons, inclusief niet-menselijke betrokkenen. Deze benadering reikt verder dan alleen ruimtelijke beeldkwaliteit en omvat ook een diepgaand begrip van en respect voor de natuurlijke omgeving, waarbij deze als een volwaardige stakeholder wordt beschouwd.

Van Wortel tot Vichte: verhalen van dorpse vernieuwing

Na de inleiding geven we het podium aan de vier dorpsmakers, gekozen naar aanleiding van onze open oproep voor dorpsdramaturgieën eerder dit voorjaar. Zij kregen de opdracht om zich een regeneratieve toekomst voor de dorpen in de Kempen in te beelden en vanuit hun specifieke bril de huidige ruimtelijke uitdagingen in dorpen te becommentariëren.

Dorpsmaker Breg Horemans, medeoprichter van TAAT en PhD-kandidaat aan de KU Leuven, mag de spits afbijten. TAAT is een kunstencollectief dat zich beweegt op het grensvlak van performance, onderzoek en installatiekunst. In het AA-project werken ze in het natuurreservaat Schupleer in Vorselaar aan een evoluerende kunstinstallatie, aan de oevers van de Aa en de Kleine Nete. Dit bijzondere project, doordrongen van een geleidelijk en sterk regeneratief karakter, streeft naar ontmoetingen tussen mensen en niet-menselijke entiteiten. Het heeft als doel een architectuur te ontwikkelen die bijdraagt aan een gezondere planeet. De focus ligt op het creëren van een groeiende architectuur zonder uitputting van menselijke, culturele en natuurlijke hulpbronnen.

Als tweede in de rij horen we Maxime Vancoillie. Haar werk draait voornamelijk om de ervaring van zowel binnen- als buitenwerelden. In haar project 'Kalenderkringen' onderzoekt ze hoe we de perceptie van onze omgeving kunnen versterken en welke rol de kalender als cultureel instrument kan spelen bij het creëren van verbondenheid tussen mens en omgeving. Maxime tracht de cyclische bewegingen van het dorp in kaart te brengen en nieuw leven in te blazen. Drie centrale elementen drijven deze cyclische beweging aan: de kalender van waarneming (tijd), de kringgreppel (ruimte) en de kringrituelen (handeling). Via de kalender als instrument wil ze de band tussen dorpsbewoners en hun directe omgeving herstellen en een regeneratieve connectie tot stand brengen.

Amber Vermaete, oprichtster van het collectief Achterland en recent afgestudeerd als architecte, sluit de rij van dorpsmakers. Met Achterland, dat verwijst naar ‘het platteland’, streeft ze ernaar het verlies van eigenheid in dorpen aan te kaarten en dorpsactivisme onder bewoners aan te moedigen. Amber kwam eerder dit jaar in de schijnwerpers vanwege haar gedurfde Castle Residence-project, waarbij ze reclame maakte voor een fictief bouwproject in het West-Vlaamse Vichte om de al te vaak voorkomende maar weinig inspirerende aanblik van vele dorpen aan te kaarten.

Jonathan De Maeyer deelt vervolgens zijn recente ervaringen binnen het collectief Seasonal Neighbours. Dit bijzondere gezelschap vertelt verhalen over seizoengebondenheid en het samenleven op het Europese platteland met een focus op arbeidsmigratie. Wat de kunstenaars van dit collectief delen is hun gedeelde veldervaring in de fruitteelt, waar ze samenwerkten met seizoenarbeiders uit het buitenland. Afgelopen zomer bracht de groep enkele dagen door in Wortel, waar ze het landschap verkenden, kaarten tekenden en in gesprek gingen met de lokale gemeenschap van Wortel. In de kerk van Wortel vindt wekelijks een Roemeens-orthodoxe viering plaats, die de Roemeense gemeenschap van heinde en verre aantrekt.

In hun onderzoek stelden ze zich verschillende vragen: Wanneer wordt een dorpsbewoner een local? Waar wonen we samen? Hoe wonen we samen? Wat zijn de voorwaarden om een plek 'thuis' te noemen?
Op zondag 22 oktober verrees langs de symbolische lijn tussen kerk en dorpscafé het 'Huis van Seasonal Neighbours', als tijdelijke ontmoetingsplek voor de lokale bevolking van Wortel en de Roemeense kerkbezoekers; twee werelden die zelden in contact komen, ondanks hun gedeelde leefomgeving.

Samen dorp maken

Daarna is het tijd voor het interactieve deel van de dag, waarbij de aanwezigen in vier collectieve gespreksvormen in dialoog gaan over enkele relevante thema’s.

Parlement van de dingen

In een van de workshops steken de deelnemers de koppen bij elkaar om te brainstormen over manieren om de Kempen op een meer regeneratieve koers te brengen. We kozen om daarbij gebruik te maken van het Parlement van de dingen, een gespreksvorm ontworpen door Building Conversation. Met die tool zetten we met AR-TUR de eerste stappen in de zoektocht naar hoe we dorpsmakers meer verbinding kunnen laten maken met specifieke plekken. Traditioneel hebben mensen de gewoonte om voor zichzelf en namens andere entiteiten zoals het water en de fauna te spreken. In het Parlement van de dingen wordt onderzocht wat het inhoudt om te spreken met en als dingen zelf. Deze gespreksvorm tracht dieper in te gaan op de onderlinge relaties binnen een systeem door zowel mensen als niet-menselijke entiteiten een stem te geven.

AR-TUR reikt hier de casus van de arme Kempense grond aan die in het verleden door het plaggensysteem werd verrijkt met nutriënten. Historisch gezien heeft de mens constant gezocht naar methoden om de Kempen op een productieve manier te benutten. Het systeem van plaggenbodem bleek hierbij uiterst efficiënt; het akkerland werd optimaal benut en er bleef opvallend weinig braak liggen. Tegenwoordig zijn het juist de overtollige nutriënten, zoals bijvoorbeeld de eutrofiëring door stikstof, die zorgen baren rond de gezondheid van bodem, water en ecosystemen. We nodigden de deelnemers uit om objecten in een cirkel te plaatsen die volgens hen de niet-menselijke stakeholders in deze case kunnen symboliseren. Welke impact heeft de overmaat aan nutriënten in de grond op dieren, planten, mensen en andere entiteiten? En wat denken zij over deze kwestie?

"Het parlement van de dingen boog zich over de kwestie hoe in de Kempen een tekort aan nutriënten oversloeg naar te veel aan toevoegingen (zoals een eutrofiëring van stikstof, maar evengoed woningen). De mens heeft voortdurend gezocht naar manieren om de Kempen productiever te maken, met de plaggenbodem als een systeem dat er voor zorgde dat het akkerareaal goed benut werd en verrassend weinig grond bleef braak liggen. Vandaag zitten er kelders van degelijke gezinswoningen tot diep in de zwarte, vruchtbare grond. En vandaag veroorzaakt net die overmaat en niet meer een tekort, voor kopzorgen voor bodem, water en ecosystemen.We stonden stil bij welke dieren, planten en andere entiteiten zich verhouden tot deze overmaat/toevoegingen en wat zij daarvan denken? Wat vindt bv. de heide hiervan? En ging met deze ‘dingen’ in gesprek." - Sarah Martens, bestuurslid AR-TUR

Turbo-ontmoetingen: schrijven van beleidsaanbevelingen

In de tweede interactieve sessie werken we aan het schrijven van realistische aanbevelingen voor het beleid. De deelnemers krijgen de gelegenheid om even in stilte te reflecteren en individuele voorstellen te formuleren. Ondersteund door een voorbereidingsblad denken ze na over concrete al dan niet succesvolle cases rond gespreksvoering over ruimtelijke kwaliteit, wat daarvoor de randvoorwaarden zijn en welke mogelijkheden ze zagen. Na afwisselende duo gesprekken waarin ze elkaar vragen kunnen stellen worden alle voorstellen in groep besproken, uitgewerkt en geclusterd in diverse categorieën, waaronder tijdspanne, uitvoeringsniveau, budget en het type externe experten.

"Hoewel we tijdens de sessie meer tijd nodig hadden om gerichte vragen te stellen aan elkaar en concretere voorstellen te verwoorden, vormde de gespreksvorm een eerste aanzet in het formuleren van aanbevelingen rond toekomstbestendige dorpen. Vooral het belang van de nood aan ruimtelijke visie en een pro-actief beleid kwam naar boven tijdens de gesprekken. Er heerste consensus over de noodzaak van een ruimtelijk beleid maar er rezen twijfels over de doeltreffendheid van een masterplan als geschikte vorm hiervoor. Wellicht moeten we op zoek naar een alternatieve visie of methode om dorpen anders te lezen en te benaderen. Ook het benadrukken van een collectieve aanpak in een samenleving die vaak op het individu gericht is, verdient meer aandacht." - Sien Beyens, projectcoördinator AR-TUR

Toolbox Dorpse Architectuur

Gesprek 3 draait om de beoogde en onbedoelde impact van de Toolbox Dorpse Architectuur. Binnen het alomvattende kader van de Toolbox openbaart zich een breed scala aan hulpmiddelen. Te midden van dit gevarieerde arsenaal, de dialogen en de dagelijkse praktijk doemen echter tal van uitdagingen op. In deze sessie delen de deelnemers hun ervaringen met de Toolbox en worden er manieren verkend waarop een praktijkgemeenschap, een initiatief dat AR-TUR tegen begin 2024 wil lanceren, kan worden gevormd om wederzijdse ondersteuning en versterking te bevorderen. De gespreksstructuur omvat een stille reflectie op persoonlijke vragen, gestructureerde intervisie en een gezamenlijke verkenning van de vorming van een dergelijke gemeenschap.

“In de gesprekken kwam vooral de nood aan een dorpsvisie of een kader voor dorpse architectuur bovendrijven. Welke kaders zijn het meest robuust? Hoe kom je tot een dorpsvisie? Is een juridische verankering noodzakelijk, of kan de ruimtelijke kwaliteit in het dorp ook floreren met een levendige gesprekscultuur? Hoe kan elke dorpsbewoner daarin een rol spelen? Deze vragen vormen ALVAST een waardevolle aanzet voor de opstart van een eerste praktijkgemeenschap of dorpsmakerscommunity die we begin 2024 opstarten.” - Edith Wouters, artistiek coördinator AR-TUR

Wijkmotor

In de vierde gespreksvorm staat de toepassing van het Wijkmotor-model op de Egelsvennenwijk in Mol centraal. Na een beknopte presentatie over de werking ervan door Luc Stijnen delen de deelnemers hun persoonlijke ervaringen en visies op het model. Hoe hebben ze het werkmodel beleefd? En welke toekomstscenario's zien ze voor de Wijkmotor?

“De wijkmotor is niet enkel een theoretisch model maar heeft zijn uitvoerbaarheid bewezen bij de toepassing in Egelsvennen in Mol ( zie Cahier #11). Participatie van huurders en kopers en de cocreatie zijn de sleutelwoorden om een erfgoed patrimonium in stand te houden en de meerwaarde te geven zodat het gebruik en behoud verzekerd zijn voor de toekomst."
Uit de ervaringen en opportuniteiten wordt een upgrade van wijkmotor naar een dorpsmotor een realiteit en kan dit een ondersteuning geven aan de Toolbox Dorpse Architectuur.” - Luc Stijnen, bestuurslid AR-TUR

Panel over de gesprekvormen

Het inhoudelijk segment van de dag sluiten we af met een panelgesprek over de conclusies van de vier gesprekken over samenwerken aan toekomstbestendige dorpen. Wat zijn goede manieren om in dialoog te gaan over ruimtelijke kwaliteit? Tijdens het panel delen Edith Wouters (AR-TUR), Gerd van Zundert (AIDarchitecten), Sarah Martens (architecte, UHasselt / UCLL) en Luc Stijnen (bestuurslid van AR-TUR en voormalig directeur Zonnige Kempen) hun inzichten. Het gesprek wordt in goede banen geleid door journaliste Tine Hens.

Eerst legt Edith Wouters kort het opzet van de Toolbox uit, waarna ze haar inzichten op basis van de gespreksconclusies formuleert. Ze wijst erop dat zowel de Toolbox als de Wijkmotor zich sterk richten op de gebouwde omgeving, respectievelijk de meersgezinswoning en het verduurzamen van wijken. Met de Toolbox is AR-TUR op zoek gegaan naar een taal om te spreken over de kwaliteit van dorpse woonprojecten, omdat in de gangbare taal enkel vrijstaande eengezinswoningen in het groen, halfopen bebouwingen en appartementengebouwen lijken te bestaan. Om dit te doorbreken breidt AR-TUR met de Toolbox het begrippenarsenaal uit met termen als 'erfwonen', 'tetriswonen', 'flirten met de rooilijn' en 'versterken van open ruimte'. Edith onthult: “Achter de tactiek van het versterken van open ruimte blijkt echter een grote doos van Pandora te zitten. Wanneer je daarover spreekt, krijg je meteen ook te maken met complexe thema’s als biodiversiteit, klimaatrobustheid en waterinfiltratie.”

In het licht van deze uitdagende vraagstukken ontvouwde zich een discussie, die vervolgens specifiek gericht werd op het ontwikkelen van een kader voor de vormgeving van woonprojecten en meer algemeen ook de dorpse ruimte. Het is een complexe opdracht om een dergelijk kader te ontwerpen, rekening houdend met tekorten in visie, expertise en middelen, of het ontbreken van een gemeenschappelijke taal rond dorpelijkheid. Terwijl de discussie zich verdiepte in deze kwesties, werd er niet alleen gereflecteerd op de geïdentificeerde problemen, maar ook op mogelijke aanbevelingen. Binnen de Toolbox is er nog ruimte voor aanvullingen, voornamelijk door het werken aan een meer holistische aanpak met aandacht voor de diepere betekenis van regenerativiteit in een dorp. Dat is ook de reden waarom we deze Dag van de Dorpsmakers hebben georganiseerd. Met deze dag wil AR-TUR een eerste stap zetten in het verkennen van wat een regeneratieve benadering van architectuur in de praktijk inhoudt. Hoewel dit begrip tegenwoordig vaak wordt beperkt tot duurzaamheid, omvat het veel meer dan dat. De vraag rijst: wat betekent 'regeneratieve architectuur' vandaag voor ons in de Kempen en in de dorpse context?

Gerd van Zundert nam deel aan de conversatievorm over de formulering van beleidsaanbevelingen. In de sessie kwam naar voren dat de bestaande kennis rond dorpelijkheid vandaag erg versnipperd is. Hij geeft aan dat de initiatieven van AR-TUR enorm belangrijk zijn. Hij denkt dat we het verleerd zijn om over dorpelijkheid te praten. Het handboek over dorpse architectuur is een waardevolle tool en de inhoud ervan zou volgens hem parate kennis moeten zijn voor iedereen die met dorpelijkheid bezig is. Een van de aanbevelingen was om de Toolbox verplichte literatuur te maken voor iedereen die op een of andere manier met dorpelijkheid bezig is. “En achteraf zouden we er dan een examen over moeten doen”, voegt hij er lachend aan toe. Maar raken we daar geen gevoelig punt? Moderator Tine Hens vraagt zich of het feit dat het altijd gaat over vrijblijvendheden niet net het probleem is.

Vervolgens horen we Sarah Martens die het Parlement van de dingen begeleidde. Samen met de deelnemers ging ze op zoek naar de betekenis van het spreken met en als dingen en wat dit kon betekenen in een situatie zoals de verrijkte bodem in de Kempen. Van belang om aan te stippen is dat het Parlement geen oplossing biedt. Wel draagt het kenmerken in zich dat het tot een interessant gespreksformat maakt. Met zijn unieke taal en spelregels heeft het Parlement een vertragend effect en creëert het een veilige en gelijke omgeving voor de spelers. De kracht van de tool ligt ook in het vermogen om perspectiefveranderingen teweeg te brengen en openheid te bevorderen bij de deelnemers. Het herinnert ons eraan dat we allemaal, zowel mens als niet-mens, met elkaar verbonden zijn. Het Parlement laat ons toe stil te staan bij hoe kleine dingen, zoals een plantje, vertegenwoordigers kunnen zijn van een groter geheel of ecosysteem. Tegelijkertijd toont het hoe complex het is om het menselijke en niet-menselijke met elkaar in gesprek te laten gaan.

Luc Stijnen legt uit wat er werd besproken in de sessie over de toepassing van de Wijkmotor in het Molse Egelsvennen. Hij benadrukt dat het Wijkmotor-model als bruikbaar wordt ervaren. Wel liggen er nog een aantal vragen op tafel. Een belangrijk aspect voor het succes van de wijk Egelsvennen was de aanwezigheid van een stevige basis. De bewoners waren tevreden met hun woonomgeving en voelden een sterke band met de natuurlijke omgeving. Dat is niet altijd aanwezig in elke case. Aan de andere kant was er ook de vraag hoe de rol van de regisseur van Wijkmotor-trajecten zou moeten worden ingevuld. AR-TUR heeft het traject in Egelsvennen nu als tijdelijke wijkregisseur mee begeleid maar wie zou die taak kunnen opnemen in de toekomst? Het antwoord daarop is momenteel nog onzeker. “We hebben een handgeschakelde (Wijk)motor nodig en geen automatische. Uit het experiment blijkt dat de handgeschakelde momenteel de enige optie is vanwege de behoefte aan voortdurende bijsturing in het proces. Toch sluit ik niet uit dat in de toekomst, na meer Wijkmotor-trajecten te hebben doorlopen, een overstap naar een geautomatiseerde Wijkmotor mogelijk wordt”, vertelt Luc Stijnen ons.

Daarnaast komt ook de noodzaak van quick wins voor de betrokkenen ter sprake. De Wijkmotor als werkmodel werd in Egelsvennen pas in stelling gezet na een traject van vier à vijf jaar. Het uitvoeren van deelprojecten of quick wins is dan belangrijk om mensen betrokken te houden bij langetermijntrajecten zoals wijkrenovaties. In de sessie benadrukten deelnemers de rol van bewonersparticipatie als randvoorwaarde voor het succes van het werkmodel. Het woord ‘co’ is hier essentieel. Het is nodig om te peilen naar de wensen en ideeën van de bewoners. Wat niet werkt is het toetsen van een vooraf opgesteld masterplan bij de mensen. Wanneer mensen zich betrokken voelen en mede-eigenaar zijn van het project, ontstaat er een project dat door mensen wordt ondersteund, wat uiteindelijk de duurzaamheid van het project ten goede komt.

Luc geeft als voorbeeld het probleem van de dennennaalden in Egelsvennen en suggereert hoe we dit niet als een last, maar als een kans kunnen benaderen. Hij legt daarbij de link met de presentatie van dorpsmaker Maxime Vancoillie, waarin ze vertelde over het Japanse Hanamifestival dat het einde van de bloeiperiode van de sierkers viert. Zodra de bloei tot zijn einde komt, organiseren de Japanners picknicks en hangen ze lantaarns in de bomen. Het is bij uitstek een gemeenschapsvormende activiteit en een moment van samenzijn, net zoals het verwijderen van de dennennaalden in Egelsvennen dat kan zijn.

Edith Wouters gaat hier verder op in en legt eveneens een link met het werk van dorpsmaker Maxime. In het kader van een praktijkgemeenschap zou het enorm interessant kunnen zijn om over een kalender te beschikken die je zelf als gemeenschap bepaalt. Als je voor die praktijkgemeenschap een organisch ritme wil creëren, zou je mensen kunnen laten samenkomen op logische momenten in het jaar die verband houden met de seizoenen en zo de binding met de plek versterken.

Ze bouwt vervolgens voort op de eerdere opmerkingen over de Wijkmotor en legt de link met zijn regeneratieve eigenschappen. AR-TUR vroeg aan VIBE[1] om de Wijkmotor als werkmodel te screenen op zijn regeneratieve kwaliteiten. De Wijkmotor voldoet wel degelijk aan de voorwaarden van een regeneratief proces. Het werkmodel stimuleert continue kwaliteitsbewaking als het gaat om de uitvoering van een project. Iedereen moet voortdurend co-creëren, voortschrijdend inzicht toelaten en blijvend ingaan op die veranderende gebouwde omgeving, de verstoorde kalender van de weerfenomenen en de biodiversiteit. Om tot werkelijk goede architectuurprojecten te komen zullen we telkens opnieuw complexe processen moeten doorlopen.

Sarah Martens beklemtoont dat er nog te weinig aandacht is voor waarneming. We nemen als mensen onvoldoende de tijd om gewoon even stil te staan bij wat er al is. We zouden vaker moeten kijken naar wat er al bestaat en daarop steunen. Moderator Tine Hens vraagt zich af hoe dit kan worden verzoend met de economische logica waarmee beleidsmakers dikwijls te maken hebben. Edith Wouters reageert: “Als we het hebben over beleidsaanbevelingen, dan is een van de aanbevelingen die we in het cahier rond de Wijkmotor doen hier bijzonder relevant. Daar spreken we over de heroriëntering van subsidies die nu voornamelijk naar zonnepanelen en individuele ingrepen gaan. We zouden die beter inzetten op een collectieve wijze. Dat lijkt me een tamelijk eenvoudige beleidsbeslissing die een heel andere dynamiek in de maatschappij kan teweegbrengen.”

Gerd Van Zundert vult aan en denkt dat we in de toekomst verplicht zijn een aantal concepten de schop op te gooien. Neem bijvoorbeeld het geliefde maar sterk individualistische eigendomsconcept dat die economische logica voortzet. Een huis wordt gezien als een levensverzekering. We investeren in een individueel huis en na een aantal jaar verkopen we het aan een hogere prijs door er bijvoorbeeld er een aantal appartementen in te zetten. Dat is een totaal verkeerde aanpak.

Wat nemen we uit dit alles mee naar de toekomst? Voor een laatste keer horen we Edith. In het komende Kempenlab Regeneratieve Dorpse Architectuur zal AR-TUR in de beginfase op een heel rustige manier aan de slag gaan en samen met een mix van stakeholders bekijken welke richting het wil inslaan. De focus blijft steeds op de gebouwde omgeving en dichtbij onze expertise, maar nu ook met extra aandacht voor een open houding naar de natuur rondom en voor de grotere systemen die daarmee verweven zijn. De werksessie op 29/11/2023 in Vorselaar is daarin een eerste stap.