Verslag | Studiedag Lancering Ruimtehelden: de bouwshift door de ogen van tieners

Kind & Samenleving blikt tevreden terug op de perspectieven die ze hebben uitgewisseld tijdens de lanceringsdag van de toolbox Ruimtehelden op 4 juni. In een leerrijke voormiddag met keynotes en case studies benadrukten ze het belang van de doelstellingen van de bouwshift en toonden ze manieren om jonge inwoners vertrouwd te maken met nieuwe vormen van duurzaam wonen.

Verslag: Kind & Samenleving
Leestijd:
7 min
Foto's: Lou Van Hauwe

Katlijn Van der Veken van Stad Antwerpen verwelkomde de gasten in De Studio in het centrum van de Scheldestad. Meteen maakte zij de stap naar concrete realisaties voor de toekomst in Antwerpen, zoals de verbinding van de zeven Ringparken en een fietsbrug over de Schelde. "Om te werken aan de omgeving moet je denken op lange termijn en geloven in de stad van morgen," vindt zij.

Gisèle Vervoort toonde hoe de toolbox Ruimtehelden tot stand is gekomen, en enkele mythes die leven bij jongeren over hun woondroom. "In één van de methodieken wordt er gewerkt met een aantal blokjes om voorzieningen en woningen in een gebied in te plannen. Het stapelen en verbinden lukt goed, tot ze hun eigen woning op de kaart moeten toevoegen. Dat blokje zetten ze toch altijd apart, in het groen, weg van de kern."

Ruimtehelden is uniek als participatietool omdat jongeren er ook ruimtelijke begrippen mee leren kennen. In deze methodiek gebeurt dat met een stukje touw: "Als we tonen dat alle blokjes met elkaar verbonden moeten zijn - bijvoorbeeld voor een waterleiding of riolering - dan komt de realisatie: hoe je de blokjes schikt, maakt een verschil voor de kost van de woonbuurt, dat heeft dus gevolgen. Zo ontwikkelen tieners een duidelijke visuele taal om na te denken over ruimtelijke planning."

Andreas De Mesmaeker nam het woord om uit te leggen hoe het komt dat tieners hun eigen huisje toch nog anders zien. "Die woondroom komt overeen met de droom van volwassenen, en dat is vaak gebaseerd op hoe ze zelf wonen, of typologieën die ze herkennen uit hun eigen buurt. Die gaan ook steeds gepaard met een aantal mythes over wonen: een appartement ligt altijd in een drukke buurt, is altijd klein, biedt geen privacy... Het is onze taak om dieper te graven op die associaties die ze hebben met woonkernen, om zulke mythes te ontkrachten. En wanneer je wel kunt voldoen aan hun noden, dan zullen tieners hun droombeeld ook flexibel bijsturen. Daar kunnen wij volwassenen dan weer iets uit leren."

Ruimtehelden is intussen gebruikt in sessies met meer dan 600 tieners. Eén van de cases waarin de methodieken zijn ingezet is een participatietraject in Pelt over de heraanleg van de buurt rond Cc Palethe. Martijn Tabak van Gemeente Pelt vertelde ons hoe de inspraak eraan toe ging. “Kinderen vroegen zelf naar ontmoetingen tussen generaties, zoals een ijssalon of een cafeetje uitgebaat door volwassenen. Ze gaven ook zeer concrete bezorgdheden aan, bijvoorbeeld over een fietspad dat we recent nog onder handen hadden genomen en dachten dat dat voldeed aan hun noden. Die inbreng van kinderen en jeugd versterkt dat besef dat we zulke beslissingen moeten nemen voor de volgende generaties. Ook bij het schepencollege.”

Collectief en individu

Franziska Quaschning (VRP) nam het woord en begon door het artikel 1.1.4 uit de codex ruimtelijke ordening te citeren: "We moeten ruimte beheren ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden, volgens dat artikel. Maar in de beslissingen die we vandaag nemen wegen de noden van de huidige generatie zwaar door in die balans. Dat spanningsveld tussen individuele wensen en collectieve noodzaak moeten we overstijgen om die bouwshift waar te maken."

Samen met VRP hebben wij enkele maanden geleden ontwerpers en stedenbouwkundigen bij elkaar gebracht aan de praattafel om met de input van het project Ruimtehelden enkele cases te bekijken. Hoe kunnen we hun feedback verwerken in de woonomgeving van morgen? "De noden van jongeren gaan niet alleen over de vorm van het huis waarin ze wonen, maar ook over de buurt errond. De publieke ruimte en de aantrekkelijkheid van wonen zijn met elkaar verbonden," onthoudt Quaschning daaruit.

Ze vertaalde kindvriendelijkheid in de publieke ruimte naar concrete adviezen voor ruimtelijke planning aan de hand van onze visietekst 8-80-800, een meetbare maatregel om een speelweefselplan uit te werken voor een buurt. "Zo'n speelweefselplan is een must have voor een lokaal bestuur. Het verbindt de plekken waar tieners over zeggen dat ze die in hun buurt willen met kindvriendelijke straten en routes, zodat die noden misschien niet naast de deur maar wel in hun netwerk aanwezig zijn."

"Inzetten op toegankelijkheid voor kinderen is daarnaast niet alleen voordelig voor hen," gaat Quaschning verder. "Ook ouderen of minder mobiele personen zijn gebaat bij veilige en autoluwe wegen om zich te verplaatsen. En die realisaties brengen je met een slim ontwerp ook dichter bij de bouwshift: kindvriendelijk ontwerpen gaat perfect samen met woonkernen en ontharding, met gedeelde speelruimte, met groenblauwe speelterreinen en parken, met verkeersveiligheid en minder uitstoot..."

"De inbreng van kinderen en jeugd versterkt dat besef dat we beslissingen moeten nemen voor de volgende generaties. Ook bij het schepencollege." — Martijn Tabak, Gemeente Pelt

Als laatste plenaire spreker nam voormalig Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck het woord. Hij begon zijn opmerkelijke keynote met een aantal cijfers over de klimaatverandering, en over ongelijkheid aan kansen, vermogen en verbruik. Hij maande ruimtelijke planners en stedenbouwkundigen aan om na te denken over hun rol in dat verhaal: "Onze aarde is op alle mogelijke manieren vervuild: de lucht met broeikasgassen, het water met plastics, en de bodem met fosfaten en nitraten. En dan nog eens beton erop. Met als gevolg dat de biodiversiteit erop achteruit gaat. Op het totaal van levende wezens zijn wilde dieren nog maar een kleine fractie, en ze hebben het alsmaar moeilijker: prooidieren verdwijnen uit de omgeving, landbouwgronden en wadi's waardoor zij trekken worden afgespannen. De lucht en het water, die zullen zich wel herstellen binnen een aantal millennia. Maar om een uitgestorven diersoort terug te krijgen, dat duurt miljoenen jaren. We vernietigen onze omgeving op een tijdsspanne die we onszelf niet eens kunnen verbeelden."

Nood breekt wet?

"Als we het hier hebben over de draagkracht bij bewoners voor de bouwshift, dan moeten we ons goed beseffen: dit alles is waarom we de bouwshift gewoon moeten doorvoeren. En eigenlijk meer dan dat, we hebben al een bouwkrimp nodig. Als iedereen zou leven als de modale Belg, zouden we vier Aardes nodig hebben," gaat Van Broeck verder. "Ik hoor op dat vlak te weinig paniek aan praattafels met ontwerpers. Er is te veel berusting, nog steeds. Er zijn bijvoorbeeld bijna geen lokale besturen met een V/T-index. Dan hoor je argumenten als de gedragenheid in de buurt om al dan niet te verdichten. Dat is zoals een ziekenhuis dat zou werken zonder thermometers, dat baart me zorgen. Om onze dromen te realiseren, moeten we komaf maken met onze illusies. En één van die illusies is de onschuldigheid van wonen in verkavelingen."

Als case study vertelde Van Broeck over Cohousing Bijgaardehof, een ambitieus ontwerpproces waarin strategische duurzame beslissingen zijn genomen. "De natuurzones zijn deels toegankelijk, deels ontoegankelijk voor de bewoners. De faciliteiten zijn regenwaterneutraal, en van de daken wordt slim gebruik gemaakt om een moestuin aan te leggen. De cohousing heeft een mobiscore van 9.3, met haast alles op fiets- of wandelafstand."

Ook op sociaal vlak wordt er goed samengewerkt: het gaat over drie cohousings die gedeelde ruimtes hebben onderling, maar die dan ook nog grotere faciliteiten met elkaar delen, zoals de fietsgarage. Op eigen initiatief is er ook een woonunit vrijgehouden voor vluchtelingen, als deel van hun integratie in de samenleving. "Dit soort coöperatieve vormen is een positief alternatief op de huidige tendens waar één iemand een lap grond of een gebouw bezit," vindt Van Broeck, al erkent hij ook dat er tekortkomingen zijn in deze woonvorm. "Je bereikt er alleen de lagen van de bevolking mee die zich kunnen inkopen. In de huidige economie verlies je daar al 60% van de bevolking: alleen de bovenste twee kwintielen kunnen nog kopen op de huizenmarkt."

Van Broeck reikte verder adviezen aan om van projecten als de standaard te maken met een ambitieuzer visieplan. "Een visieplan dat zich bezighoudt met baksteenkarakter en centimeter per centimeter de functie bepalen is eigenlijk onzin. Normen en codes moeten voortschrijdend inzicht garanderen. Esthetiek of look and feel mogen geen dwarsbomen zijn voor de transformatie van ons landschap. Vertrek in een visieplan van wat je eigenlijk in de buurt wil realiseren, en laat in de invulling van die ruimtes en plekken de nodige flexibiliteit en functionaliteit om ze opnieuw in te richten. Dat is ambitieus, en dat lukt niet altijd perfect, maar een stap durven zetten naar het doel is belangrijker dan zeker weten dat je met deze stap de juiste richting uitgaat."

"Om onze dromen te realiseren, moeten we komaf maken met onze illusies." — Leo Van Broeck, voormalig Vlaams Bouwmeester

Daarna volgden enkele activerende deelsessies om ideeën en ervaringen uit te wisselen over de realisatie van de bouwshift. Wij gingen aan de slag met een methodiek uit Ruimtehelden in een theoretische woonbuurt om de werkwijze voor te stellen, met als voorbeeld de concrete toepassing in Korspel (Beringen).

In de sessie van Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP) hielden Machteld Joly, Suzan Vanryckeghem en Laura Adams een presentatie over het proces om de doelstellingen van de bouwshift toe te passen, van algemene visie naar concreet ontwerp, aan de hand van cases in Bornem en Nijlen.

Sien Beyens van AR-TUR toonde de werking van de Toolbox Dorpse Architectuur - en de daarbij horende Dialoogtool Dorpse Architectuur - door de verschillende typologieën toe te passen op een projectsite in Sint-Joris-Weert. De dorpse figuren voor meervoudig wonen helpen alle stakeholders om het gesprek aan te gaan over kwalitatieve dorpsarchitectuur en zowel ambitieuzer als creatiever te denken dan de vrijstaande eengezinswoning en appartementsblok. De figuren werden opgenomen in Ruimtehelden - het participatief leerpakket rond duurzaam ruimtegebruik - van Kind & Samenleving om ook jongeren te helpen verbeelden hoe je een buurt morfologisch vorm kan geven.

Benieuwd naar de inzichten van Ruimtehelden, of wil je weten op welke manieren de toolbox een verrijking kan zijn voor inspraaktrajecten in jouw ontwerpproces? Vanaf nu zijn alle methodieken beschikbaar op www.ruimtehelden.be.