Verslag | Toolbox-on-Tour - Te koop: Achterland in Vichte
Dorpsmaker Amber Vermaete, van Achterland Collectief, brengt met Te Koop: Achterland de expo Toolbox Dorpse Architectuur terug naar West-Vlaanderen. Van vrijdag 24 mei tot en met zaterdag 8 juni kon je de expo Toolbox Dorpse Architectuur in Vichte bezoeken. Op maandag 27 mei nodigde Amber vier experten uit het veld uit om hun kennis te delen over hoe we op een kwalitatieve manier dense projecten in de dorpen kunnen aanpakken. Ze sloot de avond met een boeiend gesprek met de Anzegemse partijen om te kijken hoe Anzegem hier ook kan van leren. Lees hieronder het verslag.
Verslag: Achterland Collectief & Emmelien Van Rooy
Foto's: Jef Van den Bossche
Leestijd: 15 min
Verwelkoming door Amber Vermaete
De lezing- en gespreksavond wordt geopend door initiatiefnemer Amber Vermaete. Zij is architect en oprichter van Achterland Collectief. Amber verwelkomt verschillende beleidsmakers, ontwerpers, ambtenaren, ontwikkelaars en geïnteresseerde bewoners in Café Den Hert. Ze wijst naar Vichteplaats die we door het raam kunnen zien. De recente herontwikkeling van dit plein, geflankeerd door appartementen, is immers één van de bestaansredenen van de avond. Bijna één jaar geleden zette Achterland Collectief de actie ‘Castle Residence’ op poten aan de ingang van kasteel Verhaeghe, wat talrijke reacties uitlokte uit zowel Anzegem als daarbuiten. Deze reacties wijzen op de hoge nood aan een dialoog over kernverdichting en de kwaliteit van architectuur in Anzegem. Verder tonen ook de cijfers van de recentste enquête van de Vichtse dorpsraad de bezorgdheden aan over appartementen in Anzegem en een gebrek aan een duidelijke visie rond ruimtelijke planning. Met deze gespreksavond, omringd door de expo Toolbox Dorpse Architectuur, wil Achterland Collectief samen met de aanwezigen op zoek gaan naar een ambitie en gedeelde taal voor Anzegem en de rol die het lokale bestuur daarbij kan spelen.
Introductie door Edith Wouters: het Kempenlab en de Toolbox Dorpse Architectuur
Als eerste van vier sprekers deelt Edith Wouters (artistiek coördinator AR-TUR, extern deskundige bij het stadsatelier Oostende en de kwaliteitskamer van Herentals, deskundig lid bij de Gecoro Turnhout en Merksplas) haar expertise vanuit AR-TUR, een culturele organisatie die het gesprek opent rond de kwaliteit van de gebouwde omgeving met een focus op dorpen en kleine steden. AR-TUR heeft zo het Kempenlab opgezet, dat een mix aan stakeholders samenbrengt om nieuwe inzichten voor verschillende, ruimtelijke uitdagingen te verzamelen. Ook dorpse architectuur vormt hierbij een thema. Edith neemt ons mee naar Merksplas aan de hand van Google Streetview-beelden, waar in een van de hoofdstraten sterk ingezet werd op de ontwikkeling van appartementen. Het is een voorbeeld van hoe Vlaamse dorpen in ijltempo ‘verknoeid’ worden. Omdat een gedeelde taal vaak ontbreekt, heeft AR-TUR binnen het Kempenlab Dorpse Architectuur samen met verschillende stakeholders onderzocht wat ‘goede dorpse architectuur’ dan wel betekent. De focus werd daarbij gelegd op meervoudig wonen, omdat er in veel gesprekken vaak weinig gradiënt bleek te zijn tussen de vrijstaande woning enerzijds en het torenhoge appartementsgebouw anderzijds. Het gaat over kansen zien tussen het publieke en het private terrein om de kwaliteit van het dorp te verhogen. Denk maar aan plekken voor ontmoeting.
Om de onderzoeksvraag te beantwoorden deed AR-TUR een oproep naar voorbeelden van ‘goede dorpse architectuur’, waaruit verschillende criteria verfijnd konden worden en wat uiteindelijk resulteerde in de Toolbox Dorpse Architectuur. In deze bundel van handboek, tentoonstelling en een doe-het-zelf kit worden dorpse figuren voor meervoudig wonen, zoals horizontaal koppelen van woningen, stapelen van woningen, erfwonen en hofwonen getypeerd. Ook tactieken voor het wonen in meervoud, een aantal spelregels voor een goed proces en inspirerende projectverhalen worden getoond in de Toolbox Dorpse Architectuur. Aan de hand van deze Toolbox, die een taal biedt om te spreken over ruimtelijke kwaliteit, kunnen lokale werksessies in dorpen georganiseerd worden, wat Achterland Collectief ook in Anzegem in het najaar zal initiëren. Volgens een analyse van de omgeving in groep en daarop volgend van de concept- en visievorming van een projectvoorstel, kan binnen zo’n werksessie een reëel werkproces nagebootst worden.
Binnen het traject van de Toolbox Dorpse Architectuur merkte AR-TUR dat er vaak kwaliteit verloren gaat tussen de analysefase en het uiteindelijke ontwerp. Het nieuwe Kempenlab Regeneratieve Dorpse Architectuur zet daarom sterker in op een methode om ontwerpers opnieuw verbinding te laten maken met het dorp en de plek. In het traject van de dorpsmakerslabs gaat AR-TUR via enkele online sessies aan de slag met verschillende betrokken rollen: provinciale en lokale beleidsmakers, ontwerpers, ontwikkelaars en juridische experten. Aan de hand van deze verschillende initiatieven werkt AR-TUR algemeen aan een ambitieuze ‘Baukultur’. De doe-het-zelf kit van de Toolbox Dorpse Architectuur kan toegepast worden op
sites waar verdichting gewenst is, rekening houdend met de open ruimte. Cruciaal daarbij is het feit dat iedereen binnen dit proces zijn rol opneemt en er van een integrale benadering wordt uitgegaan. De boodschap waarmee Edith afsluit: “Het dorp van de toekomst, ook in Vichte, is in jullie handen!”
Verkenning van de uitdagingen door Ward Verbakel: ‘Flats zonder stad’
Ward Verbakel (medezaakvoerder PLUSOFFICE, PhD researcher KU Leuven, extern deskundige bij de kwaliteitskamer van Bonheiden) vertelt vanavond vanuit zijn expertise in de ontwerppraktijk en zijn doctoraatsstudie meer over ‘Flats zonder stad’: hoe bouw je appartementen als er geen stad is? In de laatste decennia stijgt het aantal appartementen sneller in de landelijke gebieden dan in stedelijke gebieden. De vraag of dit op een goede of slechte manier gebeurt, dient daarbij gesteld te worden. Ward toont in dit opzicht enkele voorbeelden van hoe kernverdichting niet altijd gelijk staat aan kernversterking. De architectuurwereld struikelt nog al te vaak met de taal die deze verdichting moet spreken. Moeten we het hebben over de ‘jumbofermette’ of moeten we anders spreken over de kwaliteit die deze architectuur kan hebben?
Ward blikt terug naar 1969 toen Renaat Bream sprak over ‘Het lelijkste land ter wereld’ of hoe we moeite hebben om het verschil te maken tussen stad en dorp. Historisch werd Vlaanderen als rommelige ruimte ontwikkeld, maar vandaag kan men toch positief stellen dat er al veel werk wordt gedaan om dorpen te begrijpen en te verbeteren. Thema’s daarbij zijn o.a. de relatie met het landschap en hoe we ook in verkavelingen samen kunnen wonen als buren.
Ward haalt aan dat bijvoorbeeld in Zoutleeuw het aantal vergunningen voor enkelvoudig wonen sinds de jaren 2010 ingehaald werd door meergezinswoningen, maar dit met vrij standaard grondplannen die weinig kwaliteit genereren. Om hier kwalitatiever mee om te gaan benadrukt Ward vier belangrijke onderwerpen:
- Hoe bouw je hierover een visie op? Met wie en voor wie ga je die vormen? Zo werden binnen het ‘DNA van de dorpen’ traject voor Sint-Lodewijk nieuwe doelstellingen geformuleerd in een participatief project dat de aanleiding gaf tot een visie op lange termijn en een masterplan voor het dorp.
- Een tweede punt geeft aandacht aan de klimaatrobuustheid van dorpen om klimaatdoelstellingen te halen. Hoe kan het kerkplein van de kern Spiere bijvoorbeeld weer in zijn beekvallei geïntegreerd worden? Of hoe het niet altijd een plein maar ook een park kan zijn die een kwalitatieve publieke ruimte vormt voor een dorp.
- Hoe ga je het samenwonen organiseren op zo’n plek? Hoe kan er ruimte gemaakt worden voor collectief wonen op schaal van het dorp? Hoe kan je ontmoeten faciliteren in architectuur? Ward stelt dat het antwoord vaak in kleine ideeën binnen het ontwerp vervat zit.
- De nood aan het werken aan een andere bouwcultuur in/voor/met het dorp. Vanuit zijn eigen ontwerppraktijk werkt Ward al langer aan het structureren van de dialoog met bewoners om te spreken over de kwaliteiten van het dorp, relaties met de omgeving en de woningen. Om deze bouwcultuur te ontwikkelen stelt Ward dat de lokale overheid ook zelf het voorbeeld kan stellen om er daarna ook blijvend naar te streven. Samenwerkingen kunnen zo geregisseerd worden, interessante sites kunnen op de kaart gezet worden. Gaandeweg kunnen zaken getest worden, opnieuw om in dialoog te gaan en te leren van het proces.
Inspirerende voorbeelden door Frederiek Ampe
Als derde spreker van de avond deelt Frederiek Ampe (medezaakvoerder van ampe.trybou architecten) voorbeelden van hoe zijn praktijk vanuit Oudenburg al zo’n 20 jaar aan dorpse architectuur en de uitdagingen van verdichting werkt. Frederiek stelt dat het daarbij belangrijk is om in te zetten op collectiviteit en meervoudig wonen, wat een andere denkhouding vraagt dan simpelweg het stapelen van individuele droomwensen. Een belangrijk aspect bij het ontwerpen volgens Frederiek: projectregie en een goede dosis geduld.
• Een eerste project illustreert een verdichtingsproces op een oude slachthuissite in Oudenburg. Het hele binnengebied was initieel verkaveld, maar het ontwerpbureau koos ervoor om een collectief park te ontwerpen en woningen aan deze publieke ruimte te koppelen. Doorheen de jaren konden een aantal zijprojecten toegevoegd worden, waardoor niet enkel centraal in het bouwblok maar ook aan de straat nieuwe woningen met verschillende typologieën gerealiseerd werden.
• In een tweede project werkten Frederiek en zijn team als ontwerpers aan het samenbrengen van verschillende partijen in Oudenburg. In dit geval schoven een sociale huisvestingsmaatschappij en een schoolbestuur samen aan tafel om een inbreiding van een schoolproject te koppelen aan sociale woningen. Als ontwerpers trachten ampe.trybou met detaillering en de keuze van materialisatie een meerwaarde te creëren en de kwaliteit van de plek te verbeteren. Ook voor tussen- of overgangszones wordt de nodige aandacht aan detaillering gegeven. Ook met de grote vraag naar appartementen in dorpen wordt ampe.trybou in de ontwerppraktijk geconfronteerd. In Oudenburg ontwierpen ze een dense stapeling en schakeling van woningen waar ze voornamelijk trouw bleven aan de ruimtelijke schaal van twee bouwlagen en een dakverdieping. Enkel op de hoek van het project maximaliseerden ze om aan te sluiten op de omgeving. De parkeerplaatsen voor deze woningen worden in dit project ondergronds voorzien. Deze ondergrondse bouwlaag werd deels opengewerkt en via een buitentrap verbonden met het binnengebied waardoor deze parkeerplaatsen een verlengde vormen van de collectieve tuin en zo ook als ontmoetingsruimte gebruikt kunnen worden. Of hoe een parkeerruimte ook een feestzaal voor het buurtfeest kan zijn.
• Een project in Gistel werkt eveneens rond een collectieve tuin maar schenkt tegelijkertijd aandacht aan private buitenruimtes. De collectieve tuin is bereikbaar via een overdekt centraal steegje. De woningen worden individueel ontsloten via een galerij op de verdieping die een filter maakt tussen de straat en de private woningen. Op het gelijkvloers worden terrassen aan de achterzijde geplaatst om privacy te garanderen. Door in te zetten op een collectieve ontsluiting, regisseren de ontwerpers een heel andere ervaring van elkaar ontmoeten dan een reguliere lift of trappenhal in de meeste gevallen doet.
• Een collectief zorggericht woonproject in Varsenare zet eveneens sterk in op elkaar ontmoeten. Het project trekt het dorpse weefsel binnen in het ontwerp via een centraal plein waarrond een schakeling van drie woningen met elk een tiental bewoners ingeplant is. Op deze manier krijgt elke woning een eigen voordeur maar schakelen zijn ze op dezelfde collectieve ruimte aangetakt.
• In het centrum van Roksem ontwierp ampe.trybou een centraal plein dat overdekt wordt door een nieuw gebouw. Het ontwerp wordt verder versterkt met enkele groene doorsteken en aantakkingen op de omgeving. Door het terugtrekken van de gevel op strategische plaatsen ontstaan opnieuw interessante ruimtes. Het project zet opnieuw in op collectieve relaties maar ook op private buitenruimtes en de juiste gradiënt tussen beide zones om voldoende privacy te garanderen. Iedere tuin wordt bovendien voorzien van een eigen tuin/fietsenberging.
• Op een oude molenaarssite in Oudenburg realiseerde ampe.trybou vier woningen en vier studio’s voor mensen die begeleid zelfstandig wonen. De ontwerpers trachtten het gebouw te boetseren naar zijn omgeving, bijvoorbeeld door aansluiting op dezelfde kroonlijsthoogte van de omgeving te zoeken en in detaillering coherentie te vinden. Vanuit de woning worden zichten naar het dorp gekadreerd om de relatie tussen de woningen en het dorp te versterken.
• In Oudenburg zette ampe.trybou de vraag naar zes appartementen om in de realisatie van zes woningen die ze dwars op de straat op een rij organiseerden. Hierdoor ontstond ruimte voor een steegje dat vandaag als doorsteek voor fietsers gebruikt wordt en een collectieve plek vormt die bewoners zich kunnen toe-eigenen.
Frederiek schuift naar voor dat steeds een goede portie optimisme nodig is om kwalitatief te verdichten in de dorpen. Dat ook architectuur van kleine projecten iets positief kan teruggeven aan de omgeving, heeft Frederiek alvast bewezen met het tonen van deze projecten.
Een andere aanpak door Tim Vekemans
Is bouwen altijd de oplossing? De architectuur- en onderzoekspraktijk RE-ST zoekt naar kritische inzichten en visies op de bebouwde en open ruimte die ons rest. Tim Vekemans (medezaakvoerder van RE-ST en deskundig lid bij de Gecoro van Herentals) vertelt hoe je een gebouw ook niet kunt bouwen. Welke gebouwen bewaren we en welke niet? Als lid van een kwaliteitskamer houdt kernversterking Tim al een hele tijd bezig en uit zijn ervaring blijkt: “Sometimes doing nothing leads to something.” In 2014 schreef Tim mee aan een klein pleidooi voor het niet-bouwen. Of hoe we de ruimtebehoefte die we hebben moeten projecteren op wat we al gebouwd hebben en hoe we moeten onderzoeken waar er kansen zijn om te renoveren en restaureren om zuiniger en duurzamer om te gaan met het bestaande patrimonium.
Dit concept ontstond tijdens een ontwerpwedstrijd voor het Klein Seminarie in Hoogstraten. De opdracht bestond eruit een renovatiestrategie op de bestaande gebouwen te projecteren, een bestaande kapel te herbestemmen en een nieuw inkomgebouw te bouwen. RE-ST won deze wedstrijd door te stellen dat ze het inkomgebouw niet zouden bouwen. De ontwerpers maakten de bestaande inkomzone opnieuw toegankelijk en stelden enkele interne verschuivingen voor. In de bestaande kapel openden ze opnieuw de deuren om er elke week andere programma’s een plaats te geven. De kapel wordt op die manier ook voor het dorp opengesteld als culturele ruimte, wat iets teruggeeft aan de buurt en tegelijk een opbrengst genereert voor de school.
Via dit project ontstond het concept ‘zwerfruimte’ of onderbenutting van ruimte. RE-ST introduceerde een ‘gebruiksscan’ om de gebruiksgraad van gebouwen te analyseren. Daaruit bleek dat de klaslokalen vaak ongebruikt en in dat opzicht geoptimaliseerd konden worden. Ook voor een nieuwe GO! secundaire school in Oostende paste RE-ST de gebruiksscan toe. Dit leidde tot een verbouwingsproject van het voormalige militaire noodhospitaal, waardoor opnieuw geen nieuw gebouw effectief gebouwd moest worden.
Naast de gebruiksscan voert RE-ST ook algemene patrimoniumstudies in gemeenten. Voor een nieuwe zaal voor culturele verenigingen werd een patrimoniumstudie uitgevoerd waarbij bleek dat de bestaande bibliotheek kampte met een grote onderbenutting en de gevraagde zaal kon opvangen. De bestaande bibliotheek werd hiervoor verplaatst naar een te herbestemmen kerk. Dit project toont aan dat ook een lokaal bestuur het voorbeeld kan geven als het gaat om lokaal patrimoniumbeleid om de ruimtebehoeftes slim in te zetten.
Tot slot toont Tim een project rond een klooster in Vorselaar, dat een groot vraagstuk vormde voor het dorp. Er werd gevraagd naar een visie op de bestaande gebouwen waar reeds veel kwaliteit aanwezig was. RE-ST pleitte ervoor om het klooster te renoveren, het opnieuw een hoofdrolspeler te maken in het dorp en nieuwe ruimtelijke behoeften in eerste instantie op het klooster te projecteren. Zo bleek een oude eetzaal in het klooster de ideale ruimte om de vraag naar een nieuwe bibliotheek een plaats te geven. De boodschap die het werk van RE-ST samenvat en die we van Tim Vekemans zeker moeten onthouden: “Het meest duurzame gebouw is het gebouw dat je niet moet bouwen.”
Gesprek met Anzegemse partijen, moderatie Amber Vermaete
Om na de lezingen ook effectief samen op zoek te gaan naar een gedeelde ambitie, ging Amber Vermaete in gesprek met enkele Anzegemse politici. Alle actieve Anzegemse partijen werden hiervoor uitgenodigd en daarop zijn ingegaan: Jeremie Vaneeckhout (Inzet), Frederik Cardon (N-VA) en Davy Dewaele (Ons DNA). Welke sleutelrol kunnen politici spelen in de zoektocht naar meer ruimtelijke kwaliteit en een gedragen kernversterking? Amber benadrukt dat het om een publiek gesprek gaat, veel meer dan dat het een politiek debat wenst te zijn. Ook Edith Wouters schuift bij aan de gesprekstafel. Om een gericht gesprek te voeren, bracht Achterland Collectief vier statements mee waarop de gesprekspartners kunnen inpikken.
“Het is moeilijk om een hard verbod te leggen op bouwprojecten als de ontwikkelaars zich houden aan de bindende regels. Als college staan we machteloos hiertegenover.”
Hoewel wordt ingepikt dat het college niet machteloos staat en wel degelijk aan een visie kan werken, is de frustratie herkenbaar. Een college is gebonden aan de beroepsmogelijkheden die ontwikkelaars hebben, waardoor geweigerde projecten alsnog vergund kunnen worden in beroep door meer klassieke interpretaties van wat kan en wat niet kan. De gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen voorop stellen en zelf het goede voorbeeld tonen als lokaal bestuur zijn twee manieren die aangehaald worden om als overheid wel een impact te hebben. De structuurplannen dienen wel opnieuw bekeken te worden met de nieuwe concepten die ook deze avond aan bod kwamen. Het laatste structuurplan voor Anzegem is bijna 20 jaar oud en zou dus vanuit het bestuur aangepakt moeten worden om aan te tonen wat de gemeente als visie heeft. Hoe kan je als lokaal bestuur een mentaliteitsverandering teweeg brengen waar ook bouwpromotoren aan meewerken? Kan je als bestuur een verbod op projecten opleggen? Een aanpassing aan een project vormt een beter woord dan een verbod op projecten. Heel wat projecten worden vandaag goedgekeurd onder de vorm van standaard appartementen, terwijl het vaak ook anders kan. Wat kan een duurzame oplossing zijn om niet te verbieden als bestuur maar wel te streven naar meer ruimtelijke kwaliteit? Hoe goed het kader is dat hieraan ten gronde ligt, blijkt een belangrijke vraag. Een verbod gaat ook steeds uit van het idee dat een architect iets ontwerpt, dit voorlegt aan de gemeente en hier een uitspraak over krijgt. Bij meer complexe projecten van meer collectieve ontwikkeling spreekt men van een schaalvergroting waardoor dit lineaire proces niet langer strikt toepasbaar is. In dat opzicht is het veel waardevoller om bij de prille start van een project met het gemeentebestuur te spreken om te bekijken welke ruimtelijke kwaliteit op deze plek wenselijk is. De kwaliteitsdialoog kan op die manier gestart worden. Vaak ontbreekt vandaag nog het juiste kader om dit type projecten toe te laten, activeren van de dialoog en het vinden van kwaliteiten is dan cruciaal. Het blijkt duidelijk dat over een aantal specifieke ruimten in Anzegem niet doordacht nagedacht werd de afgelopen jaren. Hoe zorgt het bestuur ervoor dat er blijvend ingezet wordt op de visies die neergeschreven worden (vb. in structuurplannen of beeldkwaliteitsplannen)? Kritiek van buurtbewoners heeft in het verleden bepaalde innovatieve projecten gekanteld naar de meer klassieke appartementisering die we vandaag in de dorpen herkennen. Om dit te vermijden, is het belangrijk om de tijd te nemen voor een uitgebreid participatieproces, in plaats van enkel in te zetten op latere beroepsmogelijkheden.
“Meer instrumenten en een goed kader leiden tot meer ruimtelijke kwaliteit. Een nieuw ruimtelijk
beleidsplan kan daarbij helpen.
Er wordt aangehaald dat een bottom-up aanpak cruciaal is om een goed ruimtelijk beleidsplan op te stellen. Wat hebben mensen nodig? Kan er een dorpsraad over de verschillende deelgemeenten heen opgericht worden om specifiek aan bepaalde thema’s te werken? Ook mensen met eigendomsrecht, zoals grondeigenaren, zijn actoren die aan de tafel moeten aanschuiven om iedereen bij de ruimtelijke visie te betrekken. Ook de betaalbaarheid van wonen wordt aangehaald als een blijvende problematiek. Het is bovendien een gegeven dat instrumenten niet noodzakelijk leiden tot kwaliteit. Er is nood aan een integraal beleidskader met een kwaliteitsdialoog en het betrekken van expertise en bewoners. Hoe kunnen we een sociaal-rechtvaardige bouwshift realiseren? Het is echter niet zo dat alle bebouwbare percelen in eigendom vandaag effectief nog bebouwd kunnen worden. Dit cocreatieve proces met eigenaars moet men durven aangaan. Ook al zijn er bouwrechten, is het niet altijd nog de bedoeling om op deze plekken ook effectief te bouwen. Er wordt algemeen weinig gezegd over het ontmoedigen van verder te verkavelen, verlinten en vrijstaand te bouwen. Moet dit in beleidsdocumenten opgenomen worden?
“Met meer transparantie en inspraak van buurtbewoners moeten we werken aan een duidelijke visie op de toekomst van het dorp, die we dan consequent proberen aan te houden.”
Vanuit het bestuur moet duidelijk gesteld worden wat mogelijk is. Het is niet altijd evident om visies, bijvoorbeeld uit een beleidsplan, consequent aan te houden. Vanuit het publiek wordt de vraag gesteld of er professionalisering van het bestuur nodig is zodat de juiste expertise mee aan het stuur zit? Of hoe een geëngageerd architect als Amber Vermaete bijvoorbeeld als dorpsarchitect of dorpsbouwmeester expertise zou kunnen bijbrengen? Is er dan ook nood aan dorpse landschapsarchitecten etc.? Ook de procedure van vergunningverlening kan misschien transparanter en eenvoudiger waarbij de ambities en verwachtingen van het bestuur duidelijk worden gecommuniceerd? Deze procedures zijn natuurlijk vaak op Vlaams niveau vastgelegd, maar de visie op lokaal niveau is dan wel cruciaal. De keuze maken om ergens niet te bouwen, bepaalde gebieden niet meer aan te snijden, lijken keuzes die moeilijk te maken vallen en waar bepaalde trajecten soms op vastlopen. Als dit niet verordenend vastgelegd wordt, valt de keuze nog te vaak niet bij het juiste antwoord. Ward Verbakel voegt toe dat naast het belang van inspraak van bewoners, het samenbrengen van kennis en expertise cruciaal is. Architecten kunnen aan de hand van een goed project verbeelden wat iets zou kunnen zijn, iets wat bewoners misschien zelf nog niet mogelijk zagen. Tim Vekemans voegt bovendien toe dat een kwaliteitskamer ook een sturende factor voor de juiste
kwaliteit kan zijn. Hij verwijst naar een voorbeeld in Olen, waar verdichting enkel op specifieke gebieden geprojecteerd wordt en niet alle kernen als potentieel verdichtingsgebied gespecificeerd worden. Een dorp maken is mensenwerk, waar iedereen aan tafel moet schuiven. Edith Wouters vergelijkt de nodige consequenties met het idee van voortschrijdend inzicht en het inzetten van ontwerpend onderzoek om een integrale visie te ontwikkelen. Een plan kan in dat opzicht gezien worden als een discussiedocument om te gebruiken in participatieprojecten om te bespreken wat goed en niet goed is en bovendien om individuele eigenaars te ontkoppelen van hun eigen perceel en te plaatsen binnen een groter geheel. Ook vanuit de politici wordt aangehaald dat de taal vaak ontbreekt om er op een kwalitatieve manier over te praten en de participatietrajecten juist aan te pakken.
“We willen geen weigeringen meer schrijven, enkel nog goede projecten goedkeuren.”
Dit statement van Maarten Horemans, diensthoofd ruimtelijke ordening in de gemeente Nijlen, toont hoe deze gemeente vanuit het bestuur aangeeft welke kwaliteit zij wensen, dat ze de Toolbox toepassen en daar naar blijven streven. Het toont een positieve houding waarbinnen samen naar goede projecten gezocht wordt. Helderheid voor ontwikkelaars is in dit opzicht een belangrijk aspect. Voor ontwikkelaars is risico namelijk een grote factor op de haalbaarheid van het project. Als je vanuit het bestuur dit risico kan inperken door beter uit te leggen wat je als gemeente wil bereiken, kunnen ontwikkelaars met meer vertrouwen in een project stappen. Willen ontwikkelaars niet ambitieus zijn of een kwalitatief project uitbouwen, dan is het duidelijk dat ze maar beter ergens anders gaan bouwen. Durven experimenteren hoort ook in dit traject. Er zit een grote kwaliteit in de duidelijkheid die een bestuur op een assertieve manier kan brengen. Vanuit de politici wordt gesteld dat het nog te vaak taboe blijkt om zelf grond te verwerven om vanuit het bestuur inspirerende projecten te ontwikkelen. Via intergemeentelijke grondverwerving kan echter een sterke hand gelegd worden op de visie die de gemeente wil uitvoeren. Kan de gemeente starten met een proces waarin ze zelf een regisseursrol opneemt om te streven naar meer ruimtelijke en architecturale kwaliteit? Enkele to-do’s die hierbij aangehaald worden: het beleidsplan bottom-up ontwikkelen, de dialoog en het document levendig houden, transparant communiceren, verbeeldingskracht stimuleren, durven om groots te denken in functie van komende generaties en tot slot ook denken aan leven, werken en recreëren om te werken aan een totaalverhaal.
In het najaar staat er een workshop Toolbox Dorpse Architectuur gepland. Geïnteresseerden kunnen Amber Vermaete contacteren om deel te nemen aan deze werksessie via achterlandcollectief@gmail.com