Verslag | Toonmoment dorpsdramaturgen
Op zondag 22 oktober kwamen enkele kunstenaars van Areaal, het lerend netwerk dat werkt rond artistieke praktijken buiten de stad en dat werd opgericht door Kunstenplatform PLAN B, op bezoek in de Kempen. AR-TUR maakt al enige tijd deel uit van het lerend netwerk en was gastvrouw van dienst. Tijdens het bezoek toonden dorpsdramaturgen Maxime Vancoillie en Seasonal Neighbours hun werk. Ze werden beiden geselecteerd in het kader van de eerder dit jaar door AR-TUR gelanceerde Open Call voor Dorpsmakers.
Zo nam Maxime Vancoillie ons mee naar een eerste kringritueel en Seasonal Neighbours bracht het 'House for Seasonal Neighbours' naar de Kempen.
Tekst: Sam Rymenants
Leestijd: 13 minuten
Foto's: Kelly Donckers Fotografie
Project Kalenderkringen wil de cyclische bewegingen van het dorp (terug) zichtbaar maken en op gang brengen – Maxime Vancoillie
Maxime Vancoillie heeft een ruimtelijke en artistieke onderzoekspraktijk en werkt als praktijkassistent aan de opleiding Interieurarchitectuur van KU Leuven (Gent & Brussel). Haar werk zet sterk in op de ervaring van de wereld waarin we wonen. Door middel van veldwerk, mapping, diagrammen, schaalmodellen, installaties en gesprekken wil ze ruimtelijke vragen oproepen. Hoe ervaren we de ruimte waarin we leven? Hoe gaan we om met deze ruimte en welke betekenis geven we daaraan?
Met het project ‘Kalenderkringen’ wil Maxime de cyclische beweging(en) van het dorp (terug) zichtbaar maken en op gang brengen. Ze gebruikt daarvoor drie figuren: de kalender van de waarneming (tijd), de kringgreppel (ruimte) en de kringrituelen (handeling).
Ze ontvangt ons op een frisse en mistige zondagochtend aan de poort van de landlopersbegraafplaats in Merksplas-Kolonie. Met enkele esthetische beelden van haar drie centrale figuren (tijd, ruimte, handeling) wekt ze onze nieuwsgierigheid en leidt ze ons in tot de workshop.
De boerenalmanak doet een belletje rinkelen. Dat is een kalender die de samenleving van onze voorouders organiseerde. Een ander voorbeeld is het getijdenboek ‘Très riches heures du duc de berry’. Hierin staat een eeuwigdurende kerkelijke kalender die per maand de liturgische feest- en gedenkdagen van het kerkelijk jaar weergeeft. Beide kalenders zijn een kleurrijke en verbeeldende neerslag van gewoontes, handelingen en feesten gelinkt aan seizoenen, fenomenen en jaargetijden die het ritme van de samenleving aangaf. Vandaag beweert onze ‘Google Calendar’ continu ‘up to date’ en gesynchroniseerd te zijn. Maar kunnen we ons echt verbonden noemen met cijfertjes in witte, steriele vakjes, die geen rekening houden met grote onverwachte gebeurtenissen en verstoorde seizoenen? Zijn we vandaag enkel nog verbonden met een kalender die steeds onveranderd zal blijven doordraaien, wat er ook gebeurt? Hoe kijken we naar de tijd? Is die lineair, of cyclisch?
Dan toont Maxime een foto van een kringgreppel. Het doet meteen denken aan het wereldberoemde Stone Henge. Het fenomeen van de kringgreppel gaat terug tot 4500 V.C. Het is een ringvormig aardwerk met greppels en wallen. Vele hadden de functie van een ruimtelijke kalender. De openingen zijn dan uitgelijnd met de punten van zonsopgang of -ondergang bij zonnewendes. De functies varieerden van een centrale plek voor sociale, religieuze en politieke bijeenkomsten tot toevluchtsoord of veeverblijf. De ruimtelijke typologie van de kringgreppel laat toe om een natuurlijk fenomeen dat een specifiek moment in de tijd en een specifieke plaats in het landschap impliceert, te markeren.
De laatste referentie die Maxime aanbrengt is een kleurrijke gebeurtenis: het Japanse Hanami Festival. Tijdens het jaarlijkse festival is het de gewoonte om te picknicken aan de voet van een bloeiende kersenboom en aandacht te schenken aan het heel kortstondige ogenblik dat de bloesem zijn volledige bloei kent en dus op het punt staat te verwelken en weg te waaien. Naast de schoonheid van de bloesem zelf, heeft het ook een symbolische betekenis - de vergankelijke schoonheid van het vlietende leven. De focus ligt hier dus op een symbolische handeling gelinkt aan een specifiek tijdstip dat wordt geïnitieerd door een gebeurtenis die los staat van een specifieke datum.
Terwijl de eerste zonnestralen door de ochtenddauw priemen, begeven we ons naar een bomenkring die doet denken aan een kringreppel, waar we ons neerzetten rond het jaarwiel dat Maxime heeft voorbereid. Hier ontmoeten we elkaar.
Jef Geypen is natuurgids, baseert zich vaak op de boomkalender en verdiept zich momenteel in dendrochronologie, het jaarringenonderzoek bij bomen.
Els Hofkens is bio-ingenieur, natuurgids en noemt zichzelf een echte buitenmens. Ze had al eerder een uitgebreid gesprek met Maxime.
Karel Govaerts is ook gids en engageert zich voor de heemkundige kring, het gevangenismuseum en Toerisme Merksplas. Zijn passie bestaat erin om verhalen te vertellen en die ook naar boven te brengen bij de mensen zelf.
Jef Van Doninck is archeoloog bij Erfgoed Noorderkempen en interesseert zich in wat hij het immateriële erfgoed noemt; wat er leeft of leefde in de geesten van mensen dat vaak zo moeilijk te registreren valt.
Het jaarwiel zelf kan voorgesteld worden als een cyclische kalender die in deze en volgende gesprekken zal aangevuld worden met lokale kennis om zo een lokale tijdschronologie te kunnen verbeelden. De twaalf vakken stellen de maanden van het jaar voor. In de vakken liggen al objecten, die specifieke fenomenen die afgeleid zijn uit de waarnemingswandelingen voorstellen om het gesprek op gang te brengen. De fenomenen zijn gedrukt in kleischijven zoals een grasspriet die het hooien voorstelt, een stuk dood hout, een zeis, zwarte en rode grond.
Op volgende vragen proberen we te antwoorden:
- Wat hoort waar in het kalenderwiel, en waarom?
- Kunnen we nog elementen toevoegen?
- Zijn er veranderingen of verschuivingen de laatste jaren?
- Welke ‘verstoringen’ door de mens zijn er van tel?
Grasbeemden
Maxime start met het gras of het hooi, dat ze in de maand juli heeft geplaatst. Els vertelt over de grasbeemden in de vallei van het Merkske. Dat was land dat de grootste tijd van het jaar onder water stond. Het slib van het hoogstaande water zorgde voor natuurlijke bemesting. Enkel in juli was het droog genoeg om te hooien, vandaar dat dit de uitgesproken hooimaand was. Later is men sloten gaan graven om het water te draineren en meer kansen te krijgen om het land te bewerken. Hierdoor zakte het grondwaterpeil en was er ook geen slib meer dat zorgde voor natuurlijke bemesting, wat de grond dan weer minder vruchtbaar maakte. Dit toont al aan dat ingrepen van de mens met oog op meer productiviteit soms nefaste en onvoorziene gevolgen hebben die de kalender overhoop haalt.
Jef vertelt over de sterfte bij beukenbomen door steeds extremere zomerse droogte. Els voorspelt dat er misschien wel bomen zullen zijn die 2 in plaats van 1 groeicirkel per jaar zullen vertonen. Niet enkel in de winter zal de boom tot groeistilstand komen door de weersomstandigheden, maar nu ook tijdens droge, hete zomers. Een fout die we bovendien veel gemaakt hebben met dode bomen is te denken dat ze geen functie meer dienden en ze af te voeren ter verwerking. Op deze manier doorbreken we als mens opnieuw het ecosysteem omdat de dode bomen nog wel degelijk hun functie hebben voor bepaalde schimmels en insecten.
De toemaat tijdens de Bamis
In het najaar is er nog de toemaat, of het extraatje; de laatste grasoogst van het jaar. Dit fenomeen schuift volgens Jef G. steeds verder in het jaar omdat men het seizoen probeert op te rekken voor extra productiviteit. De groeiende serrelandbouw zorgt er zelfs voor dat het oogstseizoen bijna gans het jaar kan doorlopen en dat we groenten en fruit buiten ‘het seizoen’ ook van bij ons terugvinden in de supermarkt. Daar aan gelinkt is volgens Karel de Bamis/Baafmis/Bavomis. Dat is de feestdag van Sint Bavo, beschermheilige van de goede oogst en de benaming voor begin van de herfst. Men noemt typisch herfstweer ook wel bamisweer.
Potstal
Voor de winter, net voor de koeien op stal gingen haalde men plaggen uit de heide. Heide is de typische struik die in de onvruchtbare zanderige kempenstreek voorkomt. De bovenste laag werd afgeplagt en gebruikt als ondergrond in de stal. Volgens het ‘potstalsysteem’ werd deze humuslaag vervolgens verrijkt met koeienmest. Zo creëerde men vruchtbare zwarte grond om te gebruiken op de akkers in maart, wanneer de koeien terug buiten konden en het plantseizoen werd ingeluid. Deze akkers lagen altijd vlakbij rond de huizen in het centrum. Later met de bevolkingstoename breidden de dorpscentra uit en nu bouwen we op die vruchtbare grond. Een intensief werk van jaren gaat zo eigenlijk verloren. Sindsdien gebruikt men steeds vaker ‘gemakkelijke’ kunstmest wat heeft geleid tot overbemesting.
Rode grond
Naast die zwarte grond, komen we in de Kempen ook rode grond tegen. Dat wijst volgens Els op jarenlange ontginning door de mens. Het is een residu van de drinkwaterfiltering. Het ijzerhoudende slib daarvan werd in kleiputten gestort met de bedoeling om ooit misschien ijzeroer te ontginnen bij een ijzertekort. We zien vandaag de dag dat kleiputten worden teruggegeven aan de natuur. Meestal gebeurt dit zonder herstelmaatregelen. Het is dan interessant om te zien wat de natuur met dit geaccidenteerde gebied doet. In bomkraters weten we bijvoorbeeld dat er hele nieuwe biotopen zijn ontstaan.
Indicatorplanten
Aan de hand van indicatorplanten zien we bovengronds hoe het ondergronds gesteld is. Door de daling van de grondkwaliteit door overbemesting en de stikstofproblematiek zien we bijvoorbeeld de overwoekering van dominante planten zoals bramen en netels. Andere planten krijgen zo geen kans meer, wat de biodiversiteit doet dalen. De dotterbloem wijst bijvoorbeeld op een goede kwaliteit van het kwelwater volgens Els. Die zie je nu veel minder omdat de kwaliteit daalt door overbemesting en stikstofproblematiek.
Vragen die na het aanhalen van enkele fenomenen reizen zijn:
- Zijn we het jaarwiel door onze ingrepen (kunstmest, serres, drainage, …) niet uit evenwicht aan het brengen?
- Draait de schijf door?
- Hoe moeten we dit verbeelden?
Jef V.D. vertelt dat het opvalt dat we de laatste 100 jaar veel verandering zien, terwijl de gewoontes beschreven in de kalenders reeds duizenden jaren vanzelfsprekend waren. Cultuur volgde duizenden jaren de natuur. Het lijkt wel of we met onze nieuwe technologieën de geschiedenis op een manier inhalen en onszelf zo voorbij hollen. Sinds de laatste eeuw denken we als mensheid dat het mogelijk is om de natuur over te nemen. We denken minder afhankelijk te worden van de natuur. Maar de natuur heeft uiteraard altijd een (onvoorzien) antwoord. Het is nu aan ons om die veranderingen een halt toe te roepen door bewuster na te denken hoe we met de natuur omgaan. Een mooi voorbeeld is volgens Jef G. het natuurherstel naar de opnieuw meanderende rivieren waarover we ooit dachten dat het efficiënter en beter was ze recht te trekken.
Omdat we minder afhankelijk zijn geworden van de weerfenomenen (met alle beschreven gevolgen vandien), hebben we er ook nog maar weinig kennis van. “We kennen tegenwoordig niets meer van paddenstoelen en schimmels,” zegt Els “terwijl onze voorouders dit wel wisten en we er zeer veel uit zouden kunnen leren.”
Maxime wil met het jaarwiel ook tonen waar vandaag de conflicten zitten. Het is duidelijk dat onze huidige kalender in contrast staat met de historische kalender.
De vraag blijft ook hoe gecontextualiseerd deze indrukken zijn? Tot waar reikt de grens voor deze fenomenen en gebruiken? Kunnen we dit überhaupt ergens afbakenen? De grenzen zijn waarschijnlijk fluïde. Met andere woorden: op welke schaal kunnen we dit jaarwiel bekijken? Per dorp, per regio, per provincie, per land? We zijn het er over eens dat het interessant zou zijn deze oefening op meerdere locaties te doen.
Maxime vertelt dat het opzet van deze schets van een kringritueel was om reeds verzamelde fenomenen (via de eerdere gidstochten) te delen met enkele gesprekspartners (lokale organisaties, bewoners, landschapskenners en -liefhebbers die ons inzichten aanreiken over het Kempische landschap). Op die manier bleek het mogelijk de fenomenen te verdiepen, meer inzichten te verwerven over de verschillende (vaak, maar niet altijd) tijdsgebonden fenomenen en eventueel aan te vullen met nog andere fenomenen.
Een belangrijk inzicht dat naar bovenkwam in dit gesprek was het begrip van de 'verstoorde' kalender, volgens Maxime:
“We hanteerden het jaarwiel om alle reeds verzamelde fenomenen in onder te brengen, er ontstond een frictie tussen de 'stabiele' tijdsvakken (1 vak = 1 maand) van het jaarwiel en de fenomenen die verschuiven, onvoorspelbaarder geworden zijn, korter of langer duren, ... deze verstoring is vaak te linken aan het menselijke - vaak drastische - ingrijpen in het landschap.”
De volgende stappen staan nu in het teken van het verwerken en inzichtelijk maken van de informatie die naar boven kwam op deze dag. Maxime verklaart dat ze nu een keuze zal maken voor één of meerdere fenomenen op basis waarvan ze één of meer kringrituelen zal vormgeven.
In het kader van het Kempenlab is het doel van dit en volgende gesprekken om door het wiel samen vorm te geven, eigenaarschap te creëren bij bewoners, beleidsmakers, professionals en ontwerpers bij tijd- en ruimte gebonden fenomenen. De oefening van deconstructie en reconstructie van het wiel is een uitnodiging tot conversatie en bewustwording om visueel beter te kunnen begrijpen hoe onze kalender vandaag nu eigenlijk werkt. En uiteindelijk de vraag te stellen hoe we de kalender (terug) beter kunnen doen werken binnen de context van klimaatverstoring.
Ghosts in Town - Seasonal Neighbours
Tussen de Sint-Jan Baptistkerk en het dorpscafé De Guld in Wortel vindt vandaag nog een andere activiteit plaats in het kader van het dorpsmakersfestival.
Seasonal Neighbours presenteert ‘Ghosts in Town’. Seasonal Neighbours is een internationaal collectief dat ontstaan is vanuit een fascinatie voor een andere manier van samenwonen op het platteland in Europa. In combinatie met hun interesse voor seizoenarbeid, onderzoeken ze welke ruimtelijke impact deze thema’s hebben. Dit doen ze aan de hand van veldwerk, kunst- en ontwerpinterventies, gesprekken met diverse stakeholders, kritische reflecties en onderzoek.
Er staat een rijdend huis versierd met allerlei artistieke elementen. Rond de staantafeltjes met warme thee en lekkere Roemeense cake staan al wat nieuwsgierige Roemeense inwoners van Wortel en omgeving, die na de Roemeens-orthodoxe kerkdienst die hier wekelijks plaatsvindt wat blijven hangen. Iedereen is welkom. We krijgen meteen een boekje aangeboden met een woordje uitleg in het Nederlands, Engels en het Roemeens, waar onder meer het volgende in staat:
Tussen 11 en 15 augustus gingen we samen op verkenning in Wortel en omgeving. We wilden gesprekken aangaan en ervaringen opdoen rond de thema's tijd, thuis en het ritme van het dorpsleven.
Het landschap van Wortel lijkt op het eerste gezicht terughoudend, maar de magie ligt onder het oppervlak, wachtend om onthuld te worden door de tijd.
We lieten ons inspireren door de theaterwereld en lazen het script van openbare en privéruimten, traceerden de verbindingen tussen het dorpscentrum en de landelijke buitenwijken en onderzochten de subtiele nuances tussen werk en vrije tijd. Onze reis stelde ons in staat om voorbij de grenzen van binaire relaties te gaan en het rijke tapijt van verbindingen te onthullen die dit dorp leven inblazen. Elk element, van de achtergrond tot de personages en zelfs de zwakste sporen van de geschiedenis, maakten deel uit van het verhaal dat we vandaag willen blootleggen.
Om het gesprek op gang te brengen is het collectief dus eerst op zoek gegaan naar bepaalde karakteristieken van een dorp. Wie zijn de bewoners? Zijn er specifieke objecten, plaatsen, geuren, kleuren die opvallen? Ze gingen de alledaagse conversatie aan met bewoners en stelden zich de vraag: wat zijn de elementen die maken dat men zich thuis gaat voelen?
De vijf aanwezige kunstenaars – Jonathan De Maeyer, Ciel Grommen, Tijana Petrović, Ioana Lupașcu en Claire Chassot – vertalen deze ontmoetingen in hun eigen taal. Ze gebruiken hiervoor verschillende media zoals video, tekst, geluid, prints, objecten. De verzameling van al deze kunstvormen rondom het rijdend huis vormt hun verhaal over het dorp. Op deze manier willen ze opnieuw het debat openen en ruimte creëren voor gesprekken over het dorp. Hoe kan een dorp vanuit nieuwe perspectieven een ander beleid uitdragen dat rekening houdt met de verschillende tijdelijke stromen van bewoners die naast elkaar bestaan?
Zo hangt er een landschap van het Roemeense Boekovina naast een Wortels landschap waartussen gelijkenissen maar ook verschillen zijn terug te vinden. De aanwezigen worden uitgenodigd zich voor beide landschappen op te stellen voor de foto. Deze foto’s kunnen ze dan opsturen naar vrienden en familie.
Er hangen op het eerste zicht ook alledaagse gekleurde zakdoeken waar kunstenares Tijana Petrović vormen en ‘quotes’ op heeft gelaserd [1]aan het huis. Deze zijn afkomstig van haar grootmoeder die in Servië woont. Ze vertelt dat het soms over zeer sterke en emotionele uitspraken gaat, die in Roemenië alledaags zijn. Ze merkte op dat de Kempense inwoners er echter soms van schrokken. Harde laserstralen die de zakdoeken doen rafelen terwijl een zakdoek ook een sterk symbool van troost is vormen hier een mooie metafoor.
Er hangen op het eerste zicht ook alledaagse gekleurde zakdoeken waar kunstenares Tijana Petrović vormen en ‘quotes’ op heeft gelaserd aan het huis. Deze zijn afkomstig van haar grootmoeder die in Servië woont. Ze vertelt dat het soms over zeer sterke en emotionele uitspraken gaat, die in Roemenië alledaags zijn. Ze merkte op dat de Kempense inwoners er echter soms van schrokken. Harde laserstralen die de zakdoeken doen rafelen terwijl een zakdoek ook een sterk symbool van troost is vormen hier een mooie metafoor.
Zangeres Andreea Handragel die oorspronkelijk uit Roemenië komt en nu in Hoogstraten woont heeft een passie voor het behouden en vieren van Roemeense folklore. Ze brengt live interpretaties van vier traditionele Roemeense liederen. De muziek is opzwepend en laat Roemenen en Vlamingen samen in een kring dansen. Passanten blijven staan en kijken een poosje mee. Met haar zang en muziek slaagt Andreea er in om mensen letterlijk te verbinden.
Onverwacht, maar toevallig ook gepast, zijn er de kinderen van de lokale Chiro die langskomen om snoep te verkopen ten voordele van hun lokalen. Is dit ook een gewoonte in Roemenië? Dit bewijst des te meer dat het creëren van een ruimte voor uitwisseling, zonder een vast programma, vragen naar boven haalt die het gesprek heel eenvoudig op gang kunnen brengen. Een gesprek dat tegelijk taal en culturele barrières overstijgt dankzij het gebruik van dichterlijke verbeelding en theater. Seasonal Neighbours focust voor dit project specifiek op het wonen, op de vraag hoe en wanneer het permanente het tijdelijke geleidelijk overneemt, en hoe twee afzonderlijke groepen kunnen samenleven. Ze willen hiervoor een ruimte bieden voor uitwisseling zonder dat een van de groepen hun eigen karakter/eigenheid verliest. Ze werken rond volgende algemene vragen:
- Waar wonen/komen we samen?
- Wat is er nodig om van een plek een thuis te maken, al is het soms tijdelijk?
- Wanneer wordt een bezoeker een lokale dorpeling?
Tot slot
Beide projecten bestuderen elk op hun eigen manier de samenleving in de rurale context van de Kempen. De focus ligt op het creëren van connecties met elkaar en van ‘eigenaarschap’ van de ruimte. Een techniek die beide projecten gebruiken is het tonen van mogelijks herkenbare elementen om interesse en reactie uit te lokken. Zowel de boerenalmanak op de uitnodiging van Kalenderkringen, als de zakdoeken met een twist, de landschapsachtergronden, de locatie tussen de kerk en het dorpscafé spreken de lokale kennis (en nostalgie) van inwoners aan. De artistieke praktijken van beide dorpsdramaturgen blijken een perfecte manier om betrokkenheid te creëren.
AR-TUR experimenteert in de nabije toekomst verder met gespreksvormen en praktijken om dorpsmakers - zoals grondeigenaars, ontwerpers, projectontwikkelaars, beleidsmakers - meer verbinding te laten maken met specifieke plekken.