Verslag: Excursie Buitenkans - Van Wuustwezel (BE) naar Zundert (NL)

VERSLAG - 'De urban sprawl lijkt hier wel uitgevonden’, dat stelde Dieter Wouters, burgemeester van Wuustwezel, tijdens zijn welkomstwoord op donderdag 16 juni. Op deze dag verzamelde een twintigtal deelnemers in het café van palliatief zorgcentrum Coda voor een fietsexcursie van het Belgische Wuustwezel naar het Nederlandse Zundert. Wouters kaartte aan dat zijn gemeente een ideaal startpunt is omdat de ruimtelijke uitdagingen van het buitengebied hier zeer zichtbaar zijn. Zo liggen er door het uitgespreide verstedelijkingspatroon - de zogenaamde urban sprawl - bijvoorbeeld 350 kilometer aan wegen voor slechts 22.000 inwoners. Dit resulteert in een relatief groot ruimtebeslag met veel automobiliteit…

Tekst: Nikias Verschraegen
Foto's: Pieter de Ruijter

Tijdens de excursie werden de deelnemers met ruimtelijke uitdagingen geconfronteerd, zoals de herbestemming van vrijkomend religieus en agrarische erfgoed én de problemen rond verdroging en waterhuishouding. Maar evengoed inspirerende en innovatieve (pilot)projecten stonden op het programma van deze uitstap die werd georganiseerd door Buitenkans.

Hospice Coda, renovatie en nieuwbouw

Dieter Wouters (burgemeester Wuustwezel) en Alex de Kind (directeur Coda)

De fietstocht startte met een bezoek aan hospice Coda waar directeur Alex de Kind een uitgebreide toelichting gaf. Coda 1.0, dat werd opgericht in 1996, kreeg als eerste hospice van België een extra impuls om een bredere rol als maatschappelijk project op te nemen. Hieraan ten grondslag lag de oproep voor pilotprojecten in de zorg gericht op innovatieve maatschappelijke meerwaarde in de zorgsector. Deze werd in 2013 gelanceerd door de toenmalige minister van Welzijn Jo Vandeurzen en Vlaams Bouwmeester Peter Swinnen.

Coda vernieuwde haar infrastructuur met het ontwerp van noAarchitecten dat de voormalige kloosterhoeve ombouwde en voorzag van een moderne uitbreiding. De daksequentie die aan de hoeve refereert, tekent de verschillende ruimtes en gastenverblijven af. Een uitgesproken kleurenpalet, houten details en religieuze verwijzingen geven het gebouw een bijzondere huiselijke sfeer en menselijke schaal. Onder andere de troostplek en moestuin in de groene omgeving verbinden zowel gasten als bezoekers en geven kracht om de laatste levensdagen samen intens en in geborgenheid te beleven.

Coda

Het gasthuis voorziet vandaag in palliatieve zorg maar functioneert ook als breder maatschappelijk project. Het recentere Coda 2.0 biedt naast thuis-, transmurale en residentiezorg, ook palliatieve dagopvang en rouwzorg voor nabestaanden. Daarnaast bouwt het een netwerk uit van professionals, vrijwilligers, buurtbewoners en nabestaanden om samen aan dit project te bouwen. Vandaag inspireert Coda 2.0 als pilotproject andere initiatieven waar een innovatieve aanpak voor reële uitdagingen in de zorg voorop staan.

Herbestemming religieus erfgoed

Het Franciscanessenklooster

Het Franciscanessenklooster vormde de volgende halte op de fietsroute. Dit complex doet tegenwoordig dienst als woonzorgcomplex Amandina. Het domein, oorspronkelijk aangelegd met een Engelse tuin en lange dreven, werd eind 19e eeuw door de Zusters van Franciscanessen aangekocht. Later bouwden zij hier een kapel, kloostergangen, een eetzaal en een nieuwe vleugel voor het noviciaat waar hulpbehoevenden werden opgevangen en kandidaat-religieuzen onderwijs kregen. Het klooster was eveneens een uitvalsbasis voor de zusters die op missie gingen naar Belgisch Congo. Begin 21e eeuw boden de zusters het domein en de gebouwen aan de gemeente Wuustwezel aan.

Samen met Kempens Landschap schreef het lokale bestuur een open oproep uit voor de herbestemming van het complex. De voorkeur ging daarbij uit naar een exploitant uit de zorgsector die het behoud van het gebouwde patrimonium en de open landschapskamers zou borgen. De eventuele nieuwbouw zou idealiter met een beperkte footprint kleiner moeten zijn dan de bestaande.

Amate, een vereniging zonder winstoogmerk, werd de ontwikkeling van het kloosterlandgoed tot woonzorgcomplex Amandina gegund, waarbij het achterliggende domein werd opengesteld voor het publiek. Het behoud van de landschappelijke waarde werd met een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) juridisch verankerd. De opmaak van een landschapsbeheersplan gaf recht op ondersteunende subsidies van de Vlaamse overheid. Met deze premies en aanvullende financiering van de gemeente voert Kempens Landschap vandaag het landschappelijk beheer uit. Zo zijn de dreven ontdaan van wildgroei aan rododendrons, zijn houtkanten geherwaardeerd en kreeg de begraafplaats van de zusters een opknapbeurt en nieuwe toegangskiosk die i.s.m. de lokale heemkundige kring is gerealiseerd. Het is de wens van Kempens Landschap om dit park in de toekomst beter te verknopen in een groen, recreatief netwerk zodat meer mensen hun weg vinden naar deze groene parel.

Regionaal Landschap de Voorkempen

Ines Van Limbergen van Regionaal Landschap De Voorkempen (RLDV) begeleidde vanaf deze locatie de verdere fietstocht. RLDV spitst zich toe op het ondersteunen van landschappelijk beheer. Dat betekent zowel werken rond het behoud en de versterking van natuur, erfgoed en streekidentiteit als rond klimaat, draagvlak en beleving. Het werkgebied bevindt zich op het spanningsveld tussen de Noord-Antwerpse woonparkgebieden en het aangrenzende open landschap dat wordt getekend door landbouw, bosbouw en waardevolle heideterreinen. Van Limbergen wees op de bestaande landschappelijke uitdagingen rond stikstof en droogte, maar meer nog op de onzekere vooruitzichten van de Voorkempen. Door de steeds grotere woondruk vanuit de Antwerpse agglomeratie en de aanhoudende negatieve klimaatimpact op het landbouwbestand dient er grondig nagedacht te worden over de toekomst van deze waardevolle ruimte.

De inspanningen van RLDV zijn onder meer zichtbaar in de Vallei van de Kleine Beek. Hier werkt de vereniging al meer dan 10 jaar aan het herstel van de historische Gasthuisdreef - die teruggaat tot de 13e eeuw - en aan het omliggende, kleinschalige landbouwlandschap dat ooit een belangrijke bron van voedselvoorziening was voor de Sint-Elisabethgasthuizen in Antwerpen. Waardevolle en robuuste bomenrijen en hagen verrijzen hier gefaseerd langs dreven en velden zodat het historische karakter opnieuw tastbaar wordt.

Dit geldt ook voor de twee typisch Kempense hoeves ‘Annie’ en ‘Lilly’ die door hun architectuur bijdragen aan de beeldkwaliteit van het landschap. Hiervoor zou volgens Van Limbergen in de hedendaagse woonontwikkelingen veel meer aandacht moeten zijn.

Een kansenkavel

De volgende stop was een bezoek aan een kansenkavel. Ondersteund door subsidies uit het Programma voor Plattelandsontwikkeling (PDPO) deed RLDV onderzoek naar onbebouwde percelen in woongebieden die een landschappelijke meerwaarde kunnen hebben. Deze zogenaamde kansenkavels en kansenroutes in en rond plattelandsdorpen creëren groene verbindingen en bieden een ecologische meerwaarde voor de omgeving. Door de hoge druk op de gemeentelijke diensten en de financiële speculatie op bouwgronden is het echter moeilijk om de kavels volledig vrij van bebouwing te houden. In dit geval kocht de gemeente drie kansenkavels aan. Het eindresultaat is vaak een compromis tussen private woonontwikkeling en ecologie.

Uitkijktoren De Klot

Bij uitkijktoren De Klot op de Belgisch-Nederlandse grens wordt de rijke geschiedenis van de lokale turfwinning verteld. Het hoogveen werd hier uitgedroogd en afgegraven voor de ontginning van turfblokken die werden gebruikt als warmtebron. Het droogleggen gebeurde door de aanleg van nieuwe kanalen door het gebied. Deze turfvaarten dienden ook voor het transport van de afgegraven turf naar de noordelijker en lager gelegen steden. De turfeconomie bracht economische welvaart, maar daarvan profiteerde voornamelijk de adel die hier landgoederen stichtte, zoals Landgoed Wallsteijn.

Vandaag wordt er geen turf meer gewonnen maar door de eerdere turfbusiness kampt de regio met uiteenlopende problemen. De ontginning had een zware impact op het landschap dat door het inklinken en afgraven vandaag zo’n twee meter lager ligt en
biologisch minder waardevol is dan vroeger. De wateropslagcapaciteit van de bodem is fors verminderd en de rechtgetrokken beken en kanalen stuwen het regenwater zeer snel richting het lagergelegen deel van Nederlands Noord-Brabant. Daardoor hebben steden als Breda en Roosendaal steeds vaker overlast van hoge waterstanden, terwijl in de hogere delen van de Vlaamse Kempen en het grensgebied de droogte al jaren toeneemt.

Op Nederlandse bodem gaven Ton van Beek (BLASt) en de Zundertse architect Ad Schoenmakers toelichting bij enkele projecten die het water vertraagd afvoeren. Zo is hier op een turfvaart sinds enkele jaren door Rijkswaterstaat een retentievijver aangesloten en legde Staatsbosbeheer meerdere natuurweiden aan die het water ruimte geven. Hierdoor krijgt het hemelwater de tijd om langzaam naar diepere grondlagen te infiltreren zodat de (te) lage grondwatertafel stijgt. Dit is niet alleen voor de natuur van belang maar ook voor de waterintensieve bosbouw en fruitteelt in de streek die steeds meer onder druk komt te staan.

Door de toenemende droogte en verdroging is bijvoorbeeld de aardbeienkweek zo goed als volledig overgestapt op glasbouw (serres) of folie, terwijl dit enkele decennia geleden nog hoofdzakelijk in volle grond gebeurde. De consument speelt hierbij ook een belangrijke rol. Deze koopt nauwelijks nog aardbeien met roze ligplekjes, die ontstaan bij kweek in volle grond, en geeft de voorkeur aan aardbeien zonder ligplekjes uit de glasbouw.

Achtmaal

In de dorpskern van Achtmaal werden we hartelijk ontvangen door Marty van de Klundert. Hij gaf vanuit zijn expertise bij stedenbouwkundig bureau Spacevalue een toelichting over dorpse woonontwikkelingen in het buitengebied. Van de Klundert wees op de verschillende verstedelijkingspatronen langs de grens. Waar de Belgische kant gekenmerkt wordt door urban sprawl en lintbebouwing, is er aan Nederlandse zijde sprake van zogenaamde ‘gebundelde deconcentratie’. Een ontwikkeling uit de late jaren zestig waarbij het landelijke overheidsbeleid inzette op een bundeling van de uit de stad afkomstige bevolking in een beperkt aantal middelgrote nederzettingen, zogenaamde groeikernen.

Dit beleid werd in de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening ingevoerd (1966) en sinds de Vierde Nota Extra (1989) losgelaten. Beide urbanisatiepatronen, zowel de Belgische als Nederlandse, stuiten vandaag echter op hun grenzen. In Nederland worden ruimtelijke oplossingen bedacht vanuit een toenemende liberalisering en worden de grootschalige (en grensoverschrijdende) uitdagingen op het gebied van klimaatverandering, mobiliteit en wonen over het hoofd gezien.

Marty van de Klundert van Spacevalue

In Achtmaal is de instroom van bewoners uit de Randstad een grote trend met negatieve effecten op de lokale woonmarkt. Hierdoor stijgen de lokale huizenprijzen en verdwijnt de kleinschalige kwaliteit die inherent is aan de dorpen in het buitengebied. Van de Klundert werkte in dit dorp samen met Schoenmakers aan de ontwikkeling van ‘Achter ’t Packhuis’ waarbij gevarieerde betaalbare woonunits worden gerealiseerd voor lokale inwoners. Door het bouwen van een grote diversiteit aan woningtypes, van dubbele woningen tot gelijkvloerse seniorenwoningen, werd 75% van de units verkocht aan inwoners van Achtmaal.

Hofstede aan de Dreef

Hofstede aan de Dreef

Verder richting Zundert maakten we nog een stop bij Hofstede aan de Dreef een vrijkomende agrarische bebouwing (VAB). Deze hofstede uit 1908 gaat in de toekomst dienst doen als innovatieve woonformule in het buitengebied. Eigenaar van het complex, Ellen Braspenning, wil met de herontwikkeling meerwaarde creëren voor de gemeenschap. Samen met Schoenmakers diende Braspenning dit project in voor de prijsvraag Brood en Spelen, een initiatief van voormalig rijksbouwmeester Floris Alkemade. Deze prijsvraag zette in op het samen met ontwerpers ontwikkelen van vernieuwende ideeën en perspectieven voor het platteland.

De herbestemming tot levensloopbestendige woningen maakt het mogelijk dat ouderen hier hun oude dag kunnen doorbrengen zonder afgesneden te worden uit hun vertrouwde leefomgeving. Hoewel de gemeente (nog steeds) enigszins argwanend kijkt naar dit project werken Braspenning en Schoenmakers stug door om het bestemmingsplan goedgekeurd te krijgen en via de sloop-/bonusregeling een bouwvolume te kunnen realiseren.

Ad Schoenmakers

De sloopregeling voorziet in financiële bijdragen voor duurzame herontwikkelingen bij de sloop van oude agrarische gebouwen. Intussen zijn de ambities gegroeid en zal Hofstede aan de Dreef ook ruimte gaan bieden aan een moestuin, rustplekken, een buurtwinkeltje, een ontmoetingsplaats, workshopruimte, uiteenlopende woonvormen zoals tiny houses, een doorstroomhuis voor wachtenden op een sociale woning en kortverblijfunits voor recreanten. Het totaalproject versterkt het buitengebied en haar bewoners door op een slimme manier om te gaan met de VAB-regeling.

Boomkwekerij Lodders

Marc Lodders

Tot slot werd Boomkwekerij Lodders bezocht. Het bedrijf van Marc Lodders is gebouwd op het beekgebied van de Schrobbenloop, die momenteel als een rechtgetrokken kanaaltje rondom het perceel stroomt. Met de eerder genoemde waterproblematiek in het achterhoofd en de wens om de boomkwekerij uit te breiden, besloot Lodders samen met architect Schoenmakers om alle gebouwen op de huidige locatie af te breken en een nieuwbouw zo’n 200 meter verderop te realiseren. Zo krijgt de Schrobbenloop in de nabije toekomst opnieuw ruimte (3,5 ha) om te meanderen en het hemelwater langer vast te houden.

Deze ontwikkeling is mogelijk gemaakt door de Ruimte voor Ruimte regeling van de provincie Noord-Brabant. Deze regeling voorziet in bouwrechten in ruil voor de sloop van VAB’s en daarbij het uit de markt halen van fosfaatrechten. Deze bouwrechten worden vervolgens ingezet om nieuwe woningen te ontwikkelen op dezelfde of andere locaties die worden aangewezen door de gemeente. Voorwaarde is een goede landschappelijke inpassing van deze nieuwbouw die geen aanzet mag geven aan een meer urbane ontwikkeling. De bouwrechten kunnen bovendien verhandeld worden zodat ook (niet-agrarische) particulieren hiermee een huis kunnen bouwen.

De Ruimte voor Ruimte regeling zet in op de verbetering van de ruimtelijke en milieukundige kwaliteit in het Brabantse buitengebied. Door het afbreken van zijn bedrijfsgebouwen kreeg Lodders drie bouwtitels van elk 150.000 euro waarmee in de

toekomst drie woningen kunnen gebouwd worden met als belangrijke winst het nieuwe ecologische stroombekken van de Schrobbenloop.

Ondertussen kan Lodders met het bijhorende budget - en in nauw overleg met de overheid - de vereiste ecologische aanleg van de huidige bedrijfslocatie financieren. Voor de deelnemende Vlamingen aan de excursie bleek dit een inspirerend voorbeeld voor de aanpak van transities in hun buitengebied. Schoenmakers wees de groep nog op enkeleagrarische bedrijven die door deze regeling gesloopt gaan worden. Lodders voegde daarbij de woorden: ‘Als je de kansen ziet, kan je de bedreigingen overwinnen.’

Het volledige verslag vind je ook hier of via de website van Buitenkans.