Verslag lezing 4 Duurzame toekomst voor de Kempen: Veerkrachtige open ruimte
Wat is de toekomst van het Kempense landschap? Hoe garanderen we een kwalitatieve open ruimte voor landbouw, natuur en water? Op dinsdag 13 juni gaven Eva Kerselaers (ILVO) en Ines Van Limbergen (Regionaal Landschap de Voorkempen) hun visie op een duurzame toekomst voor de Kempen. De avond was deel van de lezingenreeks Duurzame toekomst voor de Kempen die Kamp C en AR-TUR organiseerden in het voorjaar van 2017.
Hieronder lees je het verslag van de avond. Onderaan de pagina kun je ook de slides van de presentaties downloaden.
Tekst: Kristien Vastenavondt
De Kempen kende al drie belangrijke aardverschuivingen op het vlak van ruimtelijke transformaties: een historische, een functionele en een mentale. Eva Kerselaers, bio-ingenieur bij ILVO, het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek, brengt deze transformaties in kaart.
Historische aardverschuiving
In de 13e eeuw was de landbouw kleinschalig en gemengd, met akkerland op de meest vruchtbare gronden, graasweides voor het vee, en heide en zandgrond voor de schapen en de turfwinning. Vanaf de 18e eeuw wordt de landbouw intensiever. Pogingen om stukken land te bemesten en bevloeien zijn niet altijd succesvol. De bosbouw breidt uit, met de creatie van meer dennenbossen. Recent is de landbouw steeds minder grondgebonden, met vooral melkvee en serres, zoals voor aardbeiteelt. Ze is uitgeweken naar locaties waar oorspronkelijk heide en minder vruchtbare gronden waren en moet haar plaats vinden tussen allerlei andere functies die de open ruimte sterk onder druk zetten.
Functionele aardverschuiving
Kaartmateriaal toont aan dat grote delen van agrarisch gebied gebruikt worden als natuur (bv. bos), bewoning, tuinen, ruimte voor paarden, economische activiteiten, … In sommige gebieden, waaronder de Kempenregio, loopt dit niet-agrarisch gebruik op tot meer dan 30% van de agrarische ruimte. Ter vergelijking: er is bijna evenveel oppervlakte aan tuin (8,2% van de ruimte in Vlaanderen) als aan bos (10%), en 70000 ha wordt gebruikt voor paarden en hun weides. Heel wat groene en open ruimte is dus versnipperd of blijft onder de radar van het beleid. Hoewel deze invullingen nuttig zijn als open ruimte, zetten ze tegelijk druk op de beschikbare ruimte voor landbouw.
Mentale aardverschuiving
De Vlaamse open ruimte wordt elke dag 5,7 ha kleiner. Het toont de noodzaak van een veerkrachtige inrichting ervan. Het gevecht om de beschikbare ruimte zet echter de verschillende actoren tegen elkaar op, eerder dan ze constructief te laten samenwerken. Zo staat de bebouwing tegenover natuur & bos, landbouw en tuinen & paarden, en voelen die drie laatste zich op hun beurt tegen elkaar uitgespeeld. Een veerkrachtige open ruimte vraagt om een mentale aardverschuiving, waarbij alle actoren een gedeelde verantwoordelijkheid dragen en meewerken aan een gemeenschappelijke doelstelling: de bebouwde ruimte zo beperkt en aantrekkelijk mogelijk maken, en de open ruimte productief en maatschappelijk relevant inrichten. Het vraagt om een andere benadering van wonen en zich verplaatsen én om een nieuw instrumentarium. De afbakening van een ‘agrarisch gebied’ krijgt immers een nieuwe betekenis als er zoveel andere activiteiten kunnen plaatsvinden.
Onder meer de wetgeving rond Ruimtelijke Ordening kan hier een rol in spelen, maar ook fiscale stimulansen of financiële instrumenten kunnen sturend werken. Hoewel ze vaak eerder klein van schaal zijn, zijn ook private acties (zoals De Landgenoten en knooperven) van belang omdat ze tonen waar de kansen liggen voor een kwaliteitsvolle inrichting met maatschappelijke meerwaarde.
Vier gemeenten in de Noorderkempen proberen hun ruimtelijk beleid rond bebouwing in landbouwgebied en landelijke woningen op elkaar af te stemmen. Essen, Wuustwezel, Kalmthout en Brecht zien zich geconfronteerd met dezelfde problematiek en Ines Van Limbergen vertelt hoe het Regionaal Landschap de Voorkempen een kwaliteitsimpuls geeft met het project ‘Van tuin tot erf naar landschap’.
De open ruimte is in transitie: bestaande bedrijven die stoppen worden woningen of worden omwille van een schaalvergroting uitgebreid met nieuwe loodsen, terwijl nieuwe bedrijven (bv. kippenstallen) niet noodzakelijk een woonst bij het bedrijf voorzien. In beide gevallen is het een uitdaging om de nieuwe situatie op een kwaliteitsvolle manier in te passen in het agrarische landschap. De economische realiteit en de groene ambities botsen met elkaar op de grenzen tussen landschap een privéterrein, en daar kan de verplichte groenzone rond landbouwbedrijven weinig aan verhelpen, zolang ze niet in het grotere landschap wordt ingebed. Ook de vertuining rond landelijke woningen hanteert strikte grenzen in de vorm van betonpanelen, tuindraad en groenschermen om privéterrein af te bakenen.
In een optimaal scenario interpreteren de verschillende partijen het terrein niet te ‘krap’, maar houden ze rekening met het omliggende landschap. Zowel de klant (landbouwer/eigenaar), ontwerper (stedenbouwkundige/tuin- en landschapsarchitect/studiebureau), vergunningsverlener (gemeente/provincie) als de uitvoerder en beheerder worden uitgedaagd om het erf open te trekken en te betrekken op de landschappelijke elementen rondom, zoals landelijke routes, waterlopen, houtkanten en beplantingen.
Een toolbox ‘erf en wet’ kan hierin een leidraad bieden, met een checklist ter ondersteuning van een kwaliteitsvolle aanvraag, een stappenplan voor de opdrachtgever en een checklist voor de vergunningsverlenende overheid. Uitgangspunten hierbij zijn onder meer een samenwerking van alle partners van bij de start van het project, een inpassing in de open ruimte, rekening houdend met zichtassen en omliggende percelen, en een bijdrage aan de streekidentiteit. De werkgroep achter dit project streeft naar een inspirerende brochure met goede praktijkvoorbeelden en biedt daarnaast workshops voor ontwerpers en aannemers.
In de praktijk blijkt juridische onduidelijkheid remmend te werken op nieuwe concepten zoals knooperven. Niet alle gebouwen die vrijkomen zijn geschikt om nieuwe functies in te huisvesten, en ook het landschap rondom verdient aandacht en goed beheer. Ook thema’s als mobiliteit en integratie in de gemeenschap spelen hierbij een rol. Toch blijkt er tot de dag van vandaag zeer veel mogelijk te zijn, en zijn leegstaande landbouwgebouwen erg gegeerd geworden door kapitaalkrachtige eigenaars die op zoek gaan naar een landelijke woning. Ironisch genoeg leidt dit naar een situatie waarbij landbouwers nieuwe gronden en open ruimte gaan aansnijden voor agrarische functies, terwijl de leegstaande gebouwen in prijs stijgen en een stroom van nieuwe functies aantrekken, wat onvermijdelijk resulteert in nog meer versnippering en nog meer druk op de open ruimte.
Lees ook de verslagen van de andere lezingen in de reeks: