Verslag: Presentatie Toolbox Dorpse Architectuur
VERSLAG - Op vrijdag 22 oktober kwamen lokale en bovenlokale besturen, erfgoedconsulenten, enkele projectontwikkelaars en een reeks ontwerpers en studenten samen voor de presentatie van de Toolbox Dorpse Architectuur. Locatie: het Ontmoetingscentrum te Kasterlee, met op de achtergrond de werf van een appartementsbouw. ‘Oftewel net dat waar het om draait’, leidt Ellen Van de Velde in, ‘een zoektocht naar hoe we kwalitatief kunnen verdichten in de dorpskernen.’
Tekst: Gitte Van den Bergh
Foto's: Pieter de Ruijter
Leestijd: 12 minuten
Je kan de volledige presentatie hier ook nabeluisteren.
De Toolbox Dorpse Architectuur is het resultaat van een divers traject van zo’n twee jaar dat AR-TUR voerde binnen het Kempenlab dorpsarchitectuur, gepresenteerd in een publicatie en een rondreizende expo. Kernvraag: hoe kunnen we heel concrete handvaten aanreiken aan alle stakeholders om een kwalitatief antwoord te bieden op de vraag naar verdichting van dorpen?
In een eerste gespreksronde geven Edith Wouters (artistiek coördinator AR-TUR), Ward Verbakel (plusoffice, KU Leuven) en Inne Pijpers (Omgevingsambtenaar casusgemeente Olen) meer inzicht in het ontstaanstraject en de visie van de Toolbox. De Toolbox is een reactie op de groeiende vraag vanuit lokale besturen naar een houvast bij het beoordelen van omgevingsvergunningen die wel voldoen aan de voorschriften, maar geen kwaliteit bieden.
Voor het dorp bleken nieuwe concepten nodig. Cruciaal in de Toolbox is om die reden het gebruik van een sprekend lexicon: dansende daken, hofwonen, de dwarsligger, flirten met de roolijn, doorprikken met trage wegen, breedgevelflat… ‘De laagdrempelige woordenschat geeft iedereen de mogelijkheid om te spreken over dorpsarchitectuur,’ stelt Edith Wouters. Een gegeven dat onder meer geïnspireerd is door een performance aan het begin van het traject: ‘Elly Van Eeghem nam ons toen mee in een voorstelling die gebruik maakt van een nieuw lexicon, waarna op het podium een heuse gespreksbattle ontstond tussen genodigden.’
Het boek is geen checklist, je kan nog altijd een slecht project maken, ook als je alle tools uit de Toolbox toepast. De meeste projectontwikkelaars zijn minder vertrouwd met de context van een dorp, en de input van kwaliteitskamers komt vaak te laat in het traject. Met het lexicon wordt duidelijk dat de nadruk in plaats van op voorschriften, op het gesprek komt te liggen. Een omslag waar de besturen naar snakken, geeft ook het betoog van Inne Pijpers aan. Er zijn goede actoren nodig die met elkaar in gesprek gaan. In Olen wordt het bouwteam daarom bij elk project met meer dan vier wooneenheden uitgenodigd om voor die projecten de dialoog op te starten met de kwaliteitskamer. De Toolbox kan gezien worden als de uitnodiging voor een ander soort debat. ‘Taal is hierbij niet alleen een manier om dingen te benoemen, maar ook om er waarde aan te geven’, vult Ward Verbakel aan.
Het toepassen van deze nieuwe woordenschat tonen Edith Wouters en Ward Verbakel in twee video’s. Op stap met architect Gerd van Zundert (AID architecten) en met omgevingsambtenaar Inne Pijpers in respectievelijk Malle en Olen bezoeken ze enkele voorbeeldprojecten. Op zoek naar de kwaliteiten van deze projecten benoemen ze heel specifiek de dorpse figuren en gebruikte tactieken, zoals deze terug te vinden zijn in de Toolbox.
‘De Toolbox biedt verruimende inzichten voor de gemeentes. ‘Dorps’ is niet persé iets klein, de Toolbox is nuttig voor architecten die nog niet de feeling hebben met een dorp en biedt handvaten om het gesprek tussen de ambtenaar en de burgers aan te wakkeren. De meerwaarde in de toekomst ligt in het benoemen van en het zorg dragen voor het dorpse, bijvoorbeeld door groen en ruimte terug te geven aan de dorpelingen.’
Sander Verboven (Schepen Olen)
Een tweede gespreksronde met private stakeholders, start met een persoonlijke blik van Jasper Van Loy. Van Loy groeide op in Oevel, en na zijn studiejaren in Leuven keek hij met een nieuwe blik naar zijn geboortedorp: ‘De plaatselijke superette was weg, er rijden minder bussen, en auto’s nemen de belangrijkste plekken van het dorp in.’ Als auteur van het boek ‘Onder de Kerktoren – Waarom Vlaamse dorpen een toekomst hebben’ belijdt Van Loy zijn geloof in het dorp. Dorpen worden meestal niet gelinkt met toekomstgerichtheid, terwijl begrippen als ‘betonstop’ de stad als toekomstperspectief lijken te beschouwen, ‘maar er zijn veel innovatieve mensen en ideeën in een dorp.’ Het succes van dorpen gaat helaas vaak ten koste van haar kwaliteiten, in het bijzonder door de inname van open ruimte.
Een pluspunt van een Toolbox Dorpse Architectuur is volgens van Loy dat deze de gesprekken in gang kan zetten voorbij de frustraties die er zijn, gesprekken die nu niet gevoerd (kunnen?) worden. ‘Graag wonen in dorpen is ook ijveren voor voorzieningen in die dorpen: een buurthuis, een parkje… Van Loy pleit bovendien voor het introduceren van nieuwe voorzieningen zoals autodelen voor kansarmen of cohousing in sociale woonwijken. ‘De huidige tendens is dat men achterom gaat kijken: ‘het is spijtig dat…’, terwijl de Toolbox een manier kan zijn om met alle partijen te bespreken wat er mogelijk is, om trots naar de toekomst te kunnen kijken’, besluit van Loy.
Tania Vandenbussche spreekt vanuit haar ervaring bij ectv architecten, verantwoordelijk voor onder meer het in de Toolbox opgenomen woonerf in Leupegem en enkele dorpse projecten in Lo-Reninge. Een dorp is volgens haar niet inherent tegen appartementen, maar de frustraties bij dorpsbewoners groeien omdat projecten vaak boven hun hoofden uitgezet worden, waardoor het ontwerp de link met de omgeving verliest. Vandenbussche gelooft wel dat het sociale aspect aan het groeien is, dat men ontdekt wat er tussen het ene en het andere uiterste ligt. Eigenaars zoeken betekenis voor hun site, zoals in de verblijfsruimte die ontstaat rondom de gebouwen als bijzondere ontmoetingsruimte.
‘We spreken allemaal de taal van de Toolbox’, stelt Vandenbussche, ‘we kunnen verschillende aspecten ervan gaan inzetten: tactieken, processen die aan bod komen, en de veelheid aan de goede voorbeelden’. Na een oproep in mei kreeg een selectie van 150 projecten een plaats in de Toolbox, goede voorbeelden die een of meerdere van de tactieken voor kwaliteitsvol collectief wonen in dorpen in zich dragen. De Toolbox zelf legt geen stijl op, maar biedt een gids aan inspiratie, op basis waarvan opdrachtgevers en ontwerpers meer bewuste keuzes voor een ingreep kunnen maken. ‘Er is dan ook niet één goede oplossing’, vervolgt Vandenbussche, ‘context is alles en vertrekken vanuit de site en het dorp is essentieel.’
Verbakel verduidelijkt na een publieksvraag dat ook het aspect van de dakvorm in functie staat van de context. Het is wel zo dat hellende daken in vergelijking met platte daken vaak een aanwinst zijn in dorpen, omdat het een ingreep betreft die een nuance kan maken, diversiteit aanlevert en specifiek kan aansluiten op de context door bijvoorbeeld twee kroonlijsthoogtes te verbinden. Maar dit wil niet zeggen dat er geen goede voorbeelden met platte daken te vinden zijn.
Een derde gespreksronde verzamelt stemmen van lokale en bovenlokale besturen. Tom De Bruyn stond mee aan de basis van de Toolkit Kwalitatieve Kernversterking in de provincie Vlaams-Brabant. De Toolkit geeft een overzicht in welke situatie de besturen de bestaande instrumenten kunnen toepassen. ‘Maar altijd komen we terug uit bij éénzelfde probleem: wat is kwaliteit?’, aldus De Bruyn. ‘De Toolbox Dorpse Architectuur is de eerste keer dat er een soort kwantificering van die kwaliteit op papier gezet wordt, een menukaart aan tactieken, en daarom heel waardevol.’ Hij ziet de Toolkit als inzetbaar in verschillende gemeentes. Betrokken actoren kunnen op een leeg perceel gaan bepalen welke tactieken daar van belang zijn, nog voor er iets van een ontwerp op papier is vastgezet.
Diewertje Van Bortel ervaart als startend omgevingsambtenaar in Merksplas de noodzaak aan een kader in de praktijk. Meestal krijgt ze dossiers pas bij de vergunningsaanvraag te zien, maar het is de wens van besturen om veel vroeger mee aan tafel te zitten en zo meer kwaliteiten naar boven te halen. De Toolbox biedt volgens haar een aanwinst door aan te tonen wat er allemaal mogelijk is: ‘De Toolbox biedt een taal en manier om over de grenzen heen aan te geven: dat is wat we bedoelen. Je moet niets nieuws uitvinden, maar er is wel meer mogelijk dan misschien eerst gedacht.’
Ook Filip Lagiewka (diensthoofd wonen Provincie Antwerpen en lid van de kwaliteitskamer IKRO+ binnen het werkingsgebied van intercommunale IOK) ziet hoe ambtenaren worden overstelpt met aanvragen en geen tijd hebben om een visie uit te werken. De rol van de Provincie is de laatste jaren gewijzigd om de lokale besturen net daarin te ondersteunen. Ook in zijn rol als expert bij de IKRO+ ziet hij steeds meer de confrontatie met gefrustreerde partijen: architect, ontwikkelaar, bestuur… in een te late fase. De kwaliteitskamers zien zich in dat traject niet in de positie om de initiële vragen te gaan stellen. De taal in de Toolbox vergemakkelijkt volgens Lagiewka de gesprekken over goede ruimtelijke ordening. Het is een manier om de wensen vanaf de basis duidelijk te kunnen benoemen, met de vele voorbeelden en beelden.
De Bruyn besluit de gespreksronde, met de stelling dat hij een fundamenteel probleem ziet in de voorschriften die nu op het maximum geschreven worden en daarmee een belofte lijken in te houden. De besturen wensen al vroeger mee aan tafel te gaan zitten, dit kan door voor een site een minimum aan kwaliteit te bepalen. ‘Als de ontwikkelaar meer wil bouwen, moet hij mee aan tafel gaan zitten,’ stelt De Bruyn. ‘In feite moet het werkmodel aangepast worden, waarin de Toolbox een plek krijgt’.
Het publiek reageert op deze ronde met de vraag naar de rol van participatie. Pijpers geeft aan dat ze eveneens betreurt dat participatie voorlopig vaak beperkt is doordat er weinig inwoners reageren, of dat ze pas reageren als er iets naast hun deur te gebeuren staat. Dorpsbewoners hebben een schat aan informatie, alleen komen ze vaak niet tot op de inspraakmomenten. De trajecten ‘DNA van het Dorp’ in West-Vlaanderen zoeken samen met de bewoners uit hoe ze betrokken kunnen worden. De Toolbox is bewust op een toegankelijke manier geschreven om een laagdrempelige aanvulling of voorzet voor inwoners te zijn om mee over architectuur te praten.
De vraag wordt gesteld hoe je de transitie kan maken naar een ander beoordelingskader, en vooral hoe je er tijd voor kan maken. Helaas is het momenteel een vicieuze cirkel van slechte dossiers die zich aandienen, en die vervolgens veel tijd vragen om deze in de mate van het mogelijke te corrigeren en correct te beoordelen, waardoor de tijd ontbreekt om aan visievorming te doen. Nu start het traject nog te vaak bij een slecht ontwerp, dat via de kwaliteitskamers in de mate van het mogelijke bijgesteld wordt. Het blijft nog vaak een kwestie van één betrokken speler die het verschil maakt. In Olen is het na de inspanningen van omgevingsambtenaar Inne Pijpers zo gegroeid dat opdrachtgevers nu beseffen dat ze eerst een gesprek moeten hebben. In de genoemde trajecten in West-Vlaanderen werd met ondersteuning van de Provincie een pool van enkele externe bureaus aangesteld om gedurende enkele jaren masterplannen op te maken, omdat de tijd en capaciteit bij de lokale besturen ontbreekt. Het duurt in dergelijke trajecten vaak een half jaar om een nieuwe denkcultuur van de grond te krijgen, waarbij visuele initiatieven zoals een wandeling en luchtfoto’s de omslag stimuleren.
Is de Toolbox Dorpse Architectuur ook in steden toepasbaar? Uiteraard kan de Toolbox ook inspireren voor dorpse buurten in de vele, vooral kleine steden die Vlaanderen telt. Maar meer dan in dorpen bestaat er een stedelijk vocabularium dat vaak aangereikt wordt in de opleiding. Steden krijgen vanuit de overheid bovendien middelen om visies en cultuur te maken, terwijl het in een dorp vaker één persoon is die het verschil maakt: ‘De ambtenaar die met zijn stapschoenen vanuit het dorpse veld komt om mee projecten te maken’, geeft Verbakel aan als tekenend voorbeeld van het contrast tussen beide werkingen. In een dorp gaat men vaker van onderuit werken, met lokale partners, en is de nood aan een Toolbox op dit moment groter.
‘Het concrete van de verschillende voorbeelden in de Toolbox is heel waardevol. Erfgoed wordt meestal ofwel gezien als charme ofwel als een soort last. De Toolbox kan inspireren om verder te denken dan de standaard aanpak. Vanuit de gemeente kan men meer toelaten dan anders wanneer er een dialoog optreedt. Nu is het aan de besturen en architecten om te bepalen wat er ze mee moeten doen.’
Caroline Daemen (Erfgoedcel Noorderkempen)
Als slot van de avond overhandigde Miek De Kepper de eerste publicatie aan Vlaams Bouwmeester Erik Wieërs. Wieërs besluit dat we moeten onthouden dat het nodig is te starten van een goede vraag om tot een goed antwoord te komen. Hij ziet in de Toolbox een dankbare aanzet om de knowhow van de ontwerper te vertalen naar de overige partijen: ‘Goede architecten kennen en gebruiken deze tactieken al langer, maar door er hier expliciet op te wijzen kunnen we ze ook in de schoot van de opdrachtgever werpen.’ Wat participatie betreft , ziet de Bouwmeester een nood aan initiatief van beide kanten: ‘De overheid wacht op inspraak van de buurt, terwijl de buurt wacht op een inspraakmoment om dan hun bedenkingen te kunnen verkondigen. Het is misschien wel een taak voor een nog hogere overheid om dat proces op een goede manier te initiëren. We hebben het bovendien vaak over inspraak, maar je kan als bewoner ook aanspraak maken op de publieke ruimte en kwaliteiten in je dorp. Er zijn vandaag meer en meer burgerbewegingen die zelf een actie gaan ondernemen waarbij ze bijvoorbeeld een stuk grond van de gemeente via recht van opstal huren.’ Hij verwijst ook naar de praktijk van de stadsateliers in Oostende die in een vroege fase mee gaan begeleiden en op die manier meer regie initiëren. Zo voorkom je om te laat in het proces te komen en kan je dus al vanaf het begin mee begeleiden en samen rond de tafel zitten.
Conclusie
De vraag naar dialoog is op alle niveaus duidelijk aanwezig. Hoe complexer een project, hoe meer er over gepraat moet worden om het te doen slagen. Het boek kan gelezen worden als spelregels om dit te doen, door het project zelf in het centrum te plaatsen. De rondreizende expo maakt de tactieken en projecten tastbaar. In een vervolgtraject zal AR-TUR in verschillende dorpen experimenten opzetten met diverse stakeholders zoals grondeigenaars, lokale ontwerpers, projectontwikkelaars en besturen, om over de tactieken te praten en het aangereikte lexicon in de praktijk te toetsen. Op deze manier kan de Toolbox waar nodig bijgesteld worden en evolueren.
‘Iets om op tafel te leggen, om aan te reiken aan de partijen met wie je een gesprek zou hebben over ontwerpen. Het vormelijke en de tactieken zijn waardevol, alsook de laagdrempelige en beeldende concepten zoals erfwonen.’
Aurélie Van Calenbergh en Lucas Desmet (studenten en medewerkers Toolbox)
Haal de expo naar jouw dorp
De reizende expo Toolbox Dorpse Architectuur kon je op 22 oktober 2021 in Kasterlee voor het eerst bezoeken. Vanaf januari 2022 kan je als gemeente deze nomadische leer- en werkplek bestellen om ook in jouw dorp te laten neerstrijken. AR-TUR biedt hierbij een werksessie aan van 2 à 3 uur. Vooraf vindt een vooroverleg plaats om de belangrijkste uitdagingen van jouw gemeente te bespreken en nadien ontvang je een verslag met de gecreëerde inzichten.
Voor prijzen en meer informatie: mail naar info@ar-tur.be.
Koop het boek
Het boek kan je via het bestelformulier van de Warande aankopen.
Zij zijn één van de partners van AR-TUR en volgen de verkoop verder op.
Wanneer je het boek aankoopt, heb je keuze uit volgende twee mogelijkheden:
- Het boek ophalen aan de ticketbalie van de Warande
De ticketbalie is geopend van maandag t.e.m. vrijdag, telkens van 9u tot 17u.
Adres: Warandestraat 42, 2300 Turnhout - Het boek laten toekomen bij je thuis per post.
Je kan er ook voor kiezen om het boek naar jouw thuisadres te laten opsturen.
In dit geval betaal je bijkomend 5 euro verzendingskosten (10 euro voor zendingen naar Nederland).
Bij aankoop vanaf 10 exemplaren, krijg je 10% korting. Bestel dan je boeken via tickets@warande.be.
prijs: 29,50 euro
verzendkosten België: 5 euro
verzendkosten Nederland: 10 euro
formaat: 17 × 24 cm
pagina’s: 256
ISBN: 9789491789281
uitgever: Public Space
Redactieteam: Ward Verbakel (KU Leuven / plusoffice architects), Edith Wouters (AR-TUR), Evelien Pieters (AR-TUR), Bart Biermans (Hub architects) en Joeri De Bruyn (uitgever Public Space)