Kempenlab | Regeneratieve Dorpse architectuur eerste werksessie

Hoe kunnen we dorpsmakers meer verbinding laten maken met een plek? Met die vraag richtte AR-TUR het Kempenlab Regeneratieve Dorpse Architectuur op, als een natuurlijk vervolg op de Toolbox Dorpse Architectuur. De vrije experimenteerruimte van dit Kempenlab ging op zoek naar manieren om eenieder die ingrijpt in het dorp en haar open ruimte, meer te laten nadenken over de systemen die er, naast en samen met de mens, deel van uitmaken. Voor een eerste kennismaking met het nieuwe Kempenlab kwamen we op woensdag 29 november 2023 samen in Vorselaar. Op het programma stonden een introductie van AR-TUR, een dorpsverkenning met als gids burgemeester Lieven Janssens en een workshopmappingonder begeleiding van Marlies Vermeulen (Institute of Cartopology). We liepen de dag in met koffie in de Schranshoeve.

Tekst: Amber Vermaete
Leestijd: 10 minuten
Foto's: Kelly Donckers Fotografie

Samen op weg naar een regeneratieve Kempenatlas

Deze eerste werksessie mag dan wel het officieuze startschot zijn van het gloednieuwe Kempenlab Regeneratieve Dorpse Architectuur, eerder organiseerde AR-TUR al een lezing gegeven door De Urbanisten, met aansluitende panelgesprekken over ontwerpen vanuit de natuur. Ook het werkmodel van de wijk- of dorpsmotor en het traject van de Dorpsmakers, met als hoogtepunt de Dag van de Dorpsmakers, bouwden reeds aan de weg richting een meer regeneratieve ontwerphouding. Zo werd op die dag een ‘parlement van de dingen’ gehouden, een gespreksvorm ontwikkeld door Building Conversation waarbij je spreekt als en met de dingen in plaats van vóór de dingen. Het nieuwe Kempenlab moet leiden naar een meer regeneratieve ontwerphouding en is de aanloop naar een tweede, regeneratieve Kempenatlas. Maar wat betekent regeneratie nu eigenlijk? ’s Morgens introduceerde Edith Wouters van AR-TUR ons verder in de materie en kwam deze beschrijving van Rafaela Santiago in beeld: “Regenerative design incorporates ancient knowledge to bring back the connection between humans and place. It allows forcommunities to self organize and develop, without preconceived ideas to achieve a particular goal.” Ook werd een literatuurlijst aangereikt, met onder andere ‘De goede voorouder’ van cultuurhistoricus Roman Krznaric en ‘Het levende laten opvlammen’ van filosoof Baptiste Morizot, waarin de vraag wordt gesteld: “Welke nieuwe cartografie moeten we uitwerken, waarbij de zaak van de mens en die van wat we ‘natuur’ noemen niet meer tegenover elkaar komen te staan?”

Voor we ons wapenden tegen de herfstige dag met dikke jassen, sjaals en paraplu’s, kregen we van Marlies Vermeulen en Sarah Martens een individuele waarnemingsopdracht om tijdens de dorpsverkenning te doen. De oefening bestond erin een aantal foto’s te maken vanuit onze waarneming, zonder te projecteren waar we al over hebben nagedacht.

Op dorpsverkenning door Vorselaar

De wandeling door Vorselaar, bij wijze van dorpsverkenning in groep, begon aan de Schranshoeve en de omliggende site. Snel werd duidelijk dat we ons in een uitgebreid netwerk van trage wegen bevonden, gevrijwaard van gemotoriseerd verkeer. Volgens burgemeester Lieven Janssens voert Vorselaar al jaren een beleid dat inzet op het bewaren van bestaande en het ontsluiten van nieuwe, trage verbindingen. Om ze extra aandacht te schenken krijgt elke trage weg een eigen naam, bedacht door de kindergemeenteraad of gekozen in samenspraak met de heemkundige kring. Dit netwerk van trage wegen leidde ons verder door het dorp.

De volgende stop was natuurgebied het Schupleer, waarop een historische schapenstal uit Retie met vrijwilligers van Natuurpunt en leerlingen van atheneum De Vesten uit Herentals is heropgebouwd. Het gaat om een natuurlijk overstromingsgebied, enkele meters verwijderd van rivier de Aa. Het gebied is onderwerp van een gewestelijk RUP, dat werd geïnitieerd om de natuurwaarde van de omgeving te bewaren. Daarvoor zijn planologische processen achter de rug, waarin een lokale gebiedscoalitie is ontstaan met als doel om tientallen hectaren als natuurgebied te benoemen. Ook is een hermeandering van de Aa aan de gang.

Het Schupleer is bovendien de tijdelijke werkplek van dorpsmaker Breg Horemans (TAAT collectief). Breg vertelde dat hij met TAAT al enkele jaren aan een reeks installaties werkt, in de vorm van groeiende architectuur met natuurlijke materialen. Daarbij ontstaan ontmoetingsplaatsen voor mensen en “anders dan menselijke actoren”. De installaties zijn een zoektocht naar antwoorden op vragen als: “Hoe kan je met de wilg of met de Aa samenwerken in plaats van er enkel van te nemen?” In het kader van het dorpsmakerstraject startte TAAT een groeiende architectuur op aan de nieuwe meander van de Aa. Omdat de meander momenteel is overstroomd, krijgt dit project een vervolg vanaf januari.

Op naar de Merellaan, waar we in de bocht halt hielden met zicht op de voormalige dokterswoning huis van Bockstal. Deze modernistische villa werd gerenoveerd en slim omgevormd tot 6 sociale huurappartementen door sociale huisvestingsmaatschappij Zonnige Kempen. De Merellaan is onderwerp van het tuinstratenproject dat in samenwerking met verschillende Kempense gemeenten en Commons Lab werd opgezet om co-creatief en participatief op zoek te gaan naar een herontwerp van oude verkavelingen en hun straten. Deze straten, ons allen bekend, werden ooit te breed en te verhard aangelegd, louter gericht op gemotoriseerd verkeer. Met de tuinstraten wil ook Vorselaar deze verkavelingsstraten op verschillende plaatsen groener maken en beter uitrusten voor de trage weggebruikers.

Vorselaar kent een sterke en uitgebreide scholenstructuur. Er is niet alleen kleuter-, basis- en secundair onderwijs, maar ook een campus van de Thomas More Hogeschool. Samen met de kloostergebouwen en de kloostertuin vormt de site aan de Lepelstraat een volwaardige campus in het centrum van Vorselaar. Elke dag zijn zo’n 3 000 schoolgaande kinderen, tieners en studenten aanwezig op deze campus, wat op een totaal van 8 000 inwoners in Vorselaar ingrijpend is. Dat dit kenmerkend onderwijslandschap ook weerslag heeft op het ruimtebeslag is niet verwonderlijk, maar roept vraagstukken op over parkeermogelijkheden en mobiliteit en over de aanleg van de buitenruimte van de campus. Zo werd onlangs een grote onthardingsoperatie gehouden in het binnengebied van de scholensite en wil de gemeente inzetten op de doorwaadbaarheid van het gebied, gezien de centrale ligging in het dorp en haar trage wegennetwerk. Maar al die gebouwde infrastructuur dwingt ook na te denken over het werkelijke gebruik en de invulling ervan. Met het project ‘Samen dorp maken’ wilde gemeente met de scholencampus inzetten om niet enkel “een school in een dorp” te hebben, maar ook een beetje “een dorp in een school”. In samenwerking met RE-ST, een architectuur- en onderzoekspraktijk gevestigd in Antwerpen, is een strategisch ontwerpend onderzoek gaande om na te gaan welke functies zoals zorg, recreatie en wonen… hand in hand kunnen gaan met het educatieve karakter van de scholensite, die ze bovendien in bestaande, onderbenutte gebouwen zouden kunnen plaatsen. Vanaf 1 maart 2024 verhuist de bibliotheek alvast naar het kloostergebouw. Burgemeester Janssens haalt aan dat hij doorheen het proces van ‘Samen dorp maken’ de waarde van een onderbouwd toekomstbeeld heeft ingezien. Investeren in studies uitgevoerd door studie- en ontwerpbureaus houdt de visie op het dorp en de mogelijkheden open en fris.

Na drie ambtstermijnen zal Lieven Janssens zich in 2024 niet opnieuw kiesbaar stellen. Wat is nu niet gelukt in de tijd waarin Janssens de burgemeesterssjerp droeg? Na een vraag uit het publiek antwoordde de burgemeester dat bijvoorbeeld de dorpskernvernieuwing met geplande eenrichtingsstraat er niet is doorgekomen. Met veel volharding en door het blijvend op dezelfde nagel kloppen, zijn er vooral veel projecten wel gelukt. Met een participatieve aanpak en een aantal gerealiseerde projecten zijn inwoners bovendien sneller te overtuigen van nieuwe - vernieuwende - plannen.

Aan de markt zagen we het vernieuwde maar vooral ontharde marktplein. Een zijde van het marktplein is verkeersvrij gemaakt en onder het plein schuilt een innovatieve regenwaterbuffering. De plek doet nog steeds dienst als evenementenplein, waarmee het bewijst dat ontharding en de aanleg van meer groenstructuur niet hoeven te betekenen dat markten of evenementen niet langer mogelijk zijn. Wandelend richting het Gemeentepark namen we opnieuw een trage weg. Parkeerplaatsen, asfalt, berging, garages en verharding maakten hier plaats voor een groen park waar zichtbaar plaats is voor ontmoeting en natuurlijke waterinfiltratie. Rond het Gemeentepark komt een bundeling van dienstverleningen.

We volgden de as die het verlengde van de Markt en het Gemeentepark vormt. Het lokale bestuur zal de blauwgroene visie hier verder uitwerken en het gemeentepark doortrekken tot aan de Schranshoeve. Er komt een sponspark, dat tegelijk dienst zal doen als groene ruimte en parkeercapaciteit zal bieden tijdens schooluren. RE-ST onderzoekt hoe de gemeente hier een combinatie van zorg, sociale huisvesting en ontmoetingsplekken kan organiseren in een blauwgroene woon- en zorgas. 8 seniorenwoningen zullen plaatsmaken voor een nog te realiseren project. De Toolbox Dorpse Architectuur werd ingezet in aanloop naar het ontwerpend onderzoek voor een masterplan voor de site.

Langs de Schransstraat, die ook een tuinstraat is, vervolledigden we de dorpsverkenning. Het was een wandeling waarbij we Vorselaar leerden kennen als een dorp van goede voorbeeldstelling op vlak van regeneratie, blauw-groeninfrastructuur en een beleid dat de natuur ook even op de eerste plaats durft zetten. De burgemeester en zijn bestuur wimpelen zelfkritiek en zelfreflectie niet af en durven op eerdere inzichten en standpunten terug te komen, mede dankzij de kracht van overtuigend ontwerpend onderzoek. Een bruggetje over de vest bracht ons terug bij de Schranshoeve. Tijd om op te warmen tijdens de lunch.

Workshop mapping met the Institute of Cartopology

In de namiddag stond een workshop ‘mapping’ op het programma, begeleid door Marlies Vermeulen. Marlies noemt zichzelf cartopoloog, een samentrekking van ‘cartografie’ en ‘antropologie’. Een cartopoloog maakt kaarten van plekken door er gedurende een lange periode te verblijven, net zoals een antropoloog dat doet tijdens veldwerk. Op deze manier worden de meetbare karakteristieken van een plaats in verbinding gebracht met het onmeetbare en de dagelijkse realiteit die er plaatsvindt. Het gevolg is dat kaarten rijker en complexer worden. Marlies Vermeulen richtte met haar partner Remy Kroese het Institute of Cartopology op, dat onderzoekt hoe kaarten en het proces van het maken ervan kunnen bijdragen aan de uitdagingen waar we vandaag voor staan.

We startten de workshop met een introductie waarbij Marlies verschillende kaarten, meetinstrumenten en teksten aanreikte. Marlies vertelde: “Wie onderzoek doet, doet ertoe”, waarmee ze benadrukte dat we vaak de auteur van een kaart of een atlas niet kennen, terwijl de auteur wel het onderzoek bepaalt en grote invloed heeft op hoe de kaart eruitziet. We kregen de eerste twee opdrachten: “schrijf de letter A”, gevolgd door “teken de letter A.” De eerste vonden we allemaal makkelijk. Sommigen kozen voor een hoofdletter, anderen voor een kleine letter, terwijl ieders handschrift zichtbaar werd. Bij de tweede opdracht daarentegen merkte we enige nervositeit. Het tekenen van de letter A dwong ons na te denken over de betekenis van die letter, haar ruimtelijke dimensie en de associaties die ze oproept. Op ieders blad verscheen een heel verschillende ‘letter A’.

Er kwam een kompas in beeld, maar we moesten vaststellen dat vandaag weinigen nog weten hoe we een kompas gebruiken. Nochtans, benadrukte Marlies, gaat een schoonheid schuil in het instrument en laat het toe naadloos te wisselen tussen kaart en realiteit. Marlies stelde de vraag: “Zijn we met de bestaande Kempenatlas, eens die af was, al eens terug het veld opgegaan?”

Een van de kaarten die we te zien kregen was de Snow map uit 1854, gemaakt door John Snow. Hij maakte de kaart tijdens de cholera-epidemie in Londen en duidde daarop stelselmatig aan waar besmette mensen te vinden waren. Door de vaststelling dat er een hoge concentratie besmettingen was rond een publieke waterpomp op Broadstreet kon Snow aan het stadsbestuur bewijzen dat cholera werd verspreid via vervuild water. Het verhaal van de ‘Snow map’ maakt duidelijk dat kaarten inzetbaar zijn en vaak ook een zekere diplomatie in zich moeten hebben. Ze mogen niet enkel met de vinger wijzen, maar moeten het mogelijk maken om tot inzichten te komen en ook naar die inzichten te handelen.

Vooraleer we met de verdere opdrachten begonnen, kozen we allemaal één foto die (door iemand anders) voor de waarnemingsoefening tijdens de dorpsverkenning was gemaakt. De opzet van het vervolg van de workshop nam de tekst ‘Writing the implosion’ van Joseph Dumit als bron. Daarin staat: “Implosion Projects are attempts to teach and learn about the embeddedness of objects, facts, actions, and people in the world and the world in them. The emphasis is on details and nonobvious connections, as well as on the many dimensions with which we can analyze them: labor, professional, material, technological, political, economic, symbolic, textual, bodily, historical, educational.” Elk object of verschijnsel is tot stand gekomen door en bevat een veelheid aan “geïmplodeerde geschiedenissen” die ertoe hebben geleid dat het object is wat het is. Er werden tien vragen gesteld over de foto voor ons, vrij gebaseerd op Dumit, waarbij we telkens vier minuten de tijd kregen om te antwoorden via het schrijven of het tekenen op de bladen voor ons. Daarbij moesten we ons baseren op wat we werkelijk hebben gezien en waargenomen tijdens de dorpsverkenning. We moesten vooral vermijden toekomstige kennis of veronderstellingen te projecteren op de foto.

De tien vragen of ‘implosies’ gingen als volgt:

  1. Materiële dimensie: Welke materialen zijn betrokken voor de productie en onderhoud? Waar komen deze materialen vandaan en waaruit bestaan ze?
  2. Technologische dimensie: Welke technologie en machines zijn gebruikt? En welke technologie en machines zijn er nodig om te onderhouden?
  3. Contextuele dimensie: Waar vindt het plaats in de wereld? Wat is de ‘gesitueerdheid’? Wat is de omgeving en het belang ervan?
  4. Politieke dimensie: Welke lokale, nationale en internationale claims worden gelegd? Welke regels zijn er te volgen of te doorbreken? Wat is de historische context van die regels?
  5. Economische dimensie: Is er een markt? Kan het aangekocht of geconsumeerd worden? Waar en door wie? Hoe is het betrokken bij andere (wereld)markten?
  6. Ruimtelijke dimensie: Wat zijn de verhoudingen? Hoe groot of klein is het? Wat is de schaal en de relatie met de omgeving? Hoe draagt het een verantwoordelijkheid in een ruimtelijke context? Hoe dichtbij kan je komen?
  7. Belichaamde dimensie: Wat is de belichaamde verbinding? Zijn er bepaalde impliciete processen? Welke aandacht is ervoor die verder gaat dan uitgesproken zorg?
  8. Historische dimensie: Naar welke historische concepten wordt er verwezen? Door wie, wanneer en waar is het uitgevonden? Wie vertelde deze geschiedenissen, en waarom?
  9. Mythologische dimensie: Speelt het een rol in mythes? Welke verhalen maken er gebruik van? Speelt het een consumerende rol?
  10. Niet menselijk leven dimensie: Welke andere activiteiten van leven zijn betrokken? Hoe wordt het niet menselijk leven zichtbaar? Wat zijn de gevolgen van het betrekken of uitsluiten van deze dimensie?

De intensieve oefening zorgde boven alles voor een confrontatie met wat we vooral niet weten. We praatten nog even na in groep en deelden wat we leerden van deze oefening en hoe dat zou kunnen bijdragen aan een regeneratieve cartografie. Kunnen we een atlas maken van wat we niet weten? Hoe zou zo’n atlas er dan uitzien? Moeten we dan niet eerst op zoek naar een consensus over wat we niet weten? We hadden het over een atlas die niet ‘af’ hoeft te zijn, maar die het toelaat om hem persoonlijk te gebruiken en toe te eigenen, als was het een instrument. Maken we misschien een atlas die over zijn eigen ‘houdbaarheidsdatum’ kan gaan, die geschreven en herschreven moet worden? Op welke manier kunnen we omgaan met onzekerheid en onwetendheid en hoe kunnen we werken aan atlas die in dialoog gaat in plaats van louter feiten oplegt?

De zoektocht naar een mogelijk format voor een regeneratieve Kempenatlas leidde naar de vragen: “Wat is een atlas? En wat is het doel ervan?” We kwamen erop uit dat een regeneratieve atlas vooral een methode of instrument moet zijn om mensen meer verbinding te laten maken met specifieke plekken. De doelgroep van de atlas omvat niet alleen uit experten, maar ook bewoners, gebruikers en bezoekers van de omgeving. Dat zou vragen om toegankelijke taal en beelden, zoals dat ook bij de Toolbox Dorpse Architectuur een belangrijk aandachtspunt was.