Verslag: Uitstap Groningen

Wijkwerken

VERSLAG - Op vrijdag 8 oktober vertrok vroeg in de ochtend een bus vol verwachtingen vanuit het mistige Turnhout naar het zonnige Groningen. En meer specifiek naar de naoorlogse stempelwijk Selwerd en de bloemkoolwijk Beijum in het noorden van Groningen. Het programma van de dag: groepswandelingen in de wijk Selwerd, gegidst door Wietske Schober, adviseur bij KAW Architecten, en Arjen Terpstra van Procap; met in de namiddag een tweede bezoek aan de wijk Beijum, waar de wijkrenovatie nog in de kinderschoenen staat. Afsluiten deed de groep met een plenair gesprek, met onder andere verschillende sleutelactoren in de Groningse wijkvernieuwingsprogramma’s.

Tekst: Lucas Desmet
Foto's: Pieter de Ruijter
Leestijd: 15 minuten

Het opzet van de dag: leren van de Nederlandse collectieve wijkrenovaties in het kader van wijkvernieuwingen in Egelsvennen in Mol, en in de Parkwijk in Turnhout, beide sociale woonwijken met een hoge erfgoedwaarde. Die staan beide eveneens model voor nog talloze andere Vlaamse wijken die aan renovatie toe zijn. De ontvangst in het wijkrestaurant ‘De Duindoorn’ in Selwerd zette alvast de toon voor de dag. Het is het eerste voorbeeld van hoe in de wijk integraal met de mensen wordt gewerkt: hier staat naast het eten en drinken ook het leren en werken centraal. Het wijkrestaurant is een plek waar mensen uit de wijk lokaal en goedkoop kunnen eten, maar zorgt ook voor tewerkstelling van mensen uit de buurt die niet direct in de reguliere arbeidsmarkt terecht kunnen.

Bouwdoos met bewoners

Samen met de buurtbewoners hebben KAW Architecten en Procap een zogenaamde bouwdoos ontwikkeld om de wijkrenovatie in Selwerd te sturen. Wat zien de bewoners zelf als toekomst voor hun buurt, wat zijn hun ambities en uitgangspunten, welke thema’s vinden zij belangrijk? De bouwdoos probeert een antwoord te bieden op deze vragen aan de hand van een aantal ontwerpprincipes en indicaties over onder meer de breedte van de trottoirs, de materialen, de beplanting, het plaatsen van het groen, enzovoort. Deze ‘spelregels’ vormen een vertrekpunt om hierover met de buurt dieper in gesprek te treden. Hoewel de bouwdoos niet politiek gevalideerd is, vormt het toch een gedragen visie door beleidsmakers en bewoners voor de toekomst van hun wijk. Ervaring leerde dat sommige zaken, zoals de herinrichting van pleinen, beter op een wijkbrede schaal bevraagd worden om kosten en baten zo eerlijk mogelijk te verspreiden. Zo wilde in Selwerd niemand graag skaters op het plein voor hun huis. Door de vraag open te trekken naar heel de wijk, zagen de bewoners rond de tafel er toch het belang van in en lukte het alsnog om een geschikte plek te vinden. Op momenten van enige terughoudendheid, werkt het eveneens om in gesprekken met bewoners naar de bouwdoos terug te verwijzen.


“Bewoners willen betrokken zijn bij hoe hun wijk ingericht wordt. Aan de hand van een bouwdoos konden we een kader creëren waarmee we in gesprek kunnen.” - Wietske Schober, Adviseur, KAW Architecten

In tegenstelling tot Egelsvennen en de Parkwijk, beide op de Inventaris Onroerend Erfgoed, hebben Selwerd en Beijum geen erfgoedwaarde. Dit laat daar een andere werkwijze toe: te verouderd gebouwpatrimonium wordt er simpelweg afgebroken en vervangen door nieuwbouw. Lessen over grondige en grootschalige wijkrenovatie van historische wijken moeten aldus elders gezocht worden. Zo kan er bijvoorbeeld gekeken worden naar de historische tuinwijk Ter Elst in Leuven, één van de pilootprojecten Klimaatwijken van Team Vlaams Bouwwmeester. Internationaal, kan ook geleerd worden van de wijkrenovatie van het historische Georgian District in de stad Limerick, Ierland. Limerick is één van de twee lighthouse cities is in het Europese +CityxChange programme, dat via pilots leert over het ontwikkelen van Positive Energy Districts.

Koppelkansen voor de wijk

Naast de algemene verduurzamingsopgave van de woningen in de wijk, werken KAW Architecten en Procap ook aan het vergroten van de doorwaadbaarheid van de bouwblokken, het verkleinen van het straatprofiel en de vergroening van de centrale as. Deze nieuwe ontwikkelingen worden handig gekoppeld aan de gelijktijdige aanleg van een warmtenet, uitgebaat door WarmteStad. Via een gezamenlijke aanbesteding en gesprekken met alle nutspartijen, hoeft de openbare weg dus geen twee keer opengebroken te worden, en worden de overlast en de kosten voor de wijk beperkt.

“Hoe kunnen we in Selwerd van één plus één drie maken? En hoe kunnen we ruimtelijke concepten combineren met sociale problematieken?” - Wietske Schober, Adviseur, KAW Architecten

Tussen het geluid van de graafmachines door, legde Arjen verder uit hoe dankzij de grote schaal van de wijken en het groot aandeel sociale woningen in handen van slechts een beperkt aantal woningcorporaties onmiddellijk een degelijke warmteafname kan worden voorzien. Deze randvoorwaarden vergemakkelijken naast de algemene collectieve verduurzaming van de woningen ook de businesscase voor het warmtenet. Het verschil met de Vlaamse context is niet te miskennen. Waar we in Selwerd spreken over een wijk van 4 000 woningen, telt de Parkwijk zo’n 900 woningen en Egelsvennen slechts zo’n 150 woningen. De wijk Beijum telt zo’n 12 500 inwoners, wat even groot is als bepaalde kleine dorpen in de Kempen. Bovendien kent Groningen, en Nederland over het algemeen, een groter aandeel sociale woningen dan België (gemiddeld 6%). In Selwerd is dat 54%, in handen van vier woningcorporaties, en in Beijum woont zelfs 60% in een sociale huurwoning, eveneens in handen van vier woningcorporaties.[1] Ook in Egelsvennen is nog steeds 70% van de gebouwen in handen van de Molse Bouwmaatschappij. Dit kan ook hier als hefboom dienen voor een integrale wijkrenovatie.

Verder is er in de Belgische woonwijken een grotere mix in eigenaarschap. Je vindt er binnen één wijk vaak naast elkaar koopwoningen, private huurwoningen, sociale woningen, sociale woningen verhuurd door particulieren... Ook in Egelsvennen is de opdeling van de eigenaarsstructuur doorheen de jaren meer versnipperd geworden. In Selwerd daarentegen ziet men nog steeds een sterke onderverdeling per ‘stempel’ of bouwblok.

[1] “Informatie buurt Selwerd,” geraadpleegd op 24 oktober, 2021,
https://allecijfers.nl/buurt/selwerd-groningen/
“Informatie buurt Beijum-Oost,” geraadpleegd op 24 oktober, 2021,
https://allecijfers.nl/buurt/beijum-oost-groningen/
stempelwijk Selwerd

Pilots en participatie

Om te leren hoe bewoners willen en kunnen aansluiten op het warmtenet, worden in Selwerd twee lokale energiepilots opgezet. In één van de pilots wordt bijvoorbeeld de kostprijs voor een aansluiting van een individuele koopwoning berekend. Dit is een manier om naast de bewoners van de woningcorporaties, ook de private eigenaars in de wijk te betrekken. Op de terugkerende vraag van de groep hoe private eigenaars nog meer betrokken worden in de wijkrenovatie luidde het antwoord doorheen de trip dat men vooral kijkt naar de nationale overheid om ook de particulieren mee te krijgen in het renoveren van hun woning. In België zien we kansen om dit op gemeentelijk niveau mee te sturen, door participatietrajecten op te starten en een holistische benadering van de wijk waarbij kopers en huurders worden betrokken in een wijkcollectief.

Al anderhalf jaar lang voeren KAW Architecten en Procap gesprekken met bewoners omtrent de energietransitie. Zij noemen traagheid dan ook fundamenteel in een proces van wijkrenovatie en om de bewoners hierin te betrekken. Zo krijg je de tijd om te experimenteren, samen met de belanghebbenden te werken, en een niet-lineair proces te doorlopen. Er zit ook wel een risico aan verbonden: als het eindpunt op de horizon te ver ligt of het proces te traag gaat, haken sommige stakeholders af. Toen de gemeente Groningen een aantal jaar geleden de plannen voor de wijkrenovatie in Selwerd opmaakte, was het momentum en urgentie van de verduurzamingsopgave vanuit de gemeente echter wel duidelijk. Bovendien is er in Nederland, met het Programma Aardgasvrije Wijken ook een dwingend nationaal kader om van het gas af te gaan tegen 2050. Deze faciliterende bovenlokale omgeving ontbreekt in België nog te vaak.

Eveneens hebben de sociale woningcorporaties er belang bij om hun patrimonium nu te renoveren en te verduurzamen. In de wijk Beijum zijn de gesprekken hierover nog bezig. Dit is broodnodig aangezien er veel sociale problematieken zijn gelinkt aan het verouderd woningbestand van de wijk: de veiligheidsbeleving is laag, de sociale cohesie zwak, en het groene karakter van de omgeving dringt niet door tot in de wijk. Bovendien is deze wijk – net zoals in Selwerd – in één keer gebouwd, en zijn de publieke voorzieningen en verouderde huizen niet altijd aangepast aan de demografische realiteit. Bijkomend wordt de bouwmarkt duurder en het bovenlokaal kader steeds strenger en dwingender.

“Tijd is nodig voor het algemeen slagen, tijd om te pionieren, om te testen wat werkt en wat niet.” - Henk Kieft, Directeur, KAW Architecten

Tijdens de groepswandelingen kwamen ook vragen over de identiteitsvorming van de wijk naar boven. Wie of wat bepaalt juist een ‘wijk’? Waarom voelen bepaalde bewoners zich wel of niet deel van juist die specifieke wijk? Een gedeelde identiteit hebben over de wijk, met dezelfde vastgelegde doelen en ambities (zie ook de bouwdoos in Selwerd), helpt alvast om samen voor een lange tijd aan hetzelfde touw te trekken. In Mol bijvoorbeeld, trekt de wijkrenovatie van Egelsvennen zich op gang met het motto en doel om opnieuw de ‘Mooiste wijk van België’ te worden. In Selwerd schraagt de wijktransformatie zich dan weer achter de term ‘Sunny Selwerd’, wat niet alleen de infrastructurele werken inhoudt, maar ook gaat over werk en inkomen, leefbaarheid, veiligheid, sociale contacten, en erbij horen in de samenleving.

Verder wandelend langs voetgangerspaden en pleintjes vertelde Arjen bovendien hoe in Selwerd een buurtregisseur aangesteld is. Deze wordt door de gemeente betaald en legt contacten met de buren onderling. Vanuit het Kempenlab Wijkrenovatie kennen we al het idee van een wijkregisseur. Hier is de wijkregisseur eerder bedoeld als aanjager van het transformatieproces en neemt zelf initiatief om mogelijke subsidies te onderzoeken, of de organisatie van collectieve investeringen te regelen. Diens taak is in gesprek treden met de verschillende stakeholders (gemeente, bewoners, sociale huisvestingsmaatschappijen…) en initieert en begeleidt samenwerkingen om te investeren in de renovatie van de wijk.

Wijkbedrijf Selwerd - Voor en door de bewoners

Net voor de middag, volgde een bezoek aan het Wijkbedrijf Selwerd. Het Wijkbedrijf is een plek waar de bewoners van Selwerd terecht kunnen om zichzelf, elkaar en de wijk vooruit te helpen. Wijkbewoners werken er voor en met elkaar aan allerlei klusjes, projecten en activiteiten; zoals het opleiden van energiecoaches, maar ook het wijkrestaurant, een buurttaxi, een moestuin, buurtconciërges, een koffietent... vinden hun plaats in het Wijkbedrijf. Het idee: in plaats van dat de gemeente vrijgemaakt geld voor de wijkrenovatie van Selwerd aan externe investeerders of aan de reguliere gemeentediensten gunt, wordt het dankzij het Wijkbedrijf direct geïnvesteerd in de wijk én in de bewoners om zelf klussen uit te voeren. Dit creëert lokale betaalde banen en houdt (menselijk) kapitaal binnen de wijk. Dit heroriënteren van financiële stromen en het efficiënt inzetten van middelen voor en door de wijk, creëert een win-win voor zowel de wijk, haar bewoners en de gemeente. Vanuit de gemeente wordt momenteel een maatschappelijke kosten-batenanalyse uitgevoerd, om te zien hoe het geïnvesteerde geld op andere beleidsdomeinen meerwaarde genereert.


“Op gemeentelijk vlak in Mol hebben wij al verschillende diensten die gelijkaardige taken uitvoeren en ondersteuning geven, maar niet op wijkniveau.” - Mia Belmans, Schepen Sociaal Woonbeleid, Mol

Het Wijkbedrijf werd ongeveer 10 jaar geleden opgericht, vanuit het idee om met weinig financiële middelen toch de verblijfskwaliteit van de wijk te vergroten. Ondertussen is het Wijkbedrijf organisch gegroeid en telt het zo’n 15 betaalde werkkrachten. Het dateert eveneens uit een tijd dat er nog geen grote institutionele programma’s en agenda’s op de wijk werden geprojecteerd, of dat alles in regelgeving gegoten was. In deze freespace kon het bedrijf experimenteren, en proefondervindelijk bepalen wat wel en niet werkte voor de buurt en de bewoners. Deze vrijheid lijkt belangrijk om een programma te ontwikkelen dat op maat voor de wijk werkt.

“Veel initiatieven gedijen in een bepaalde broedplaats of rommelruimte.” - Wietske Schober, Adviseur, KAW Architecten

In Vlaanderen kent men het concept van een regelluwe zone. Dit is een regeling waarbij regelgeving voor een bepaalde tijd buiten toepassing gesteld wordt voor een specifiek probleem of specifieke doelgroep. Dit zou een mogelijk testbed kunnen zijn waarbinnen bepaalde innovatieve zaken, zoals een alternatief financieringsmodel, snel getest kunnen worden.

Naast het Wijkbedrijf kent Selwerd ook het Wijkwerkbedrijf. Dit onderscheidt zich van andere ondernemingen binnen het Wijkbedrijf doordat het een echt bedrijf is. Hetfocust op het samenwerken met woningbouwverenigingen, en laat mensen ‘met afstand tot de arbeidsmarkt’ betaalde ervaring opdoen zodat ze (relatief snel) kunnen doorstromen naar de reguliere arbeidsmarkt. Het wijkwerkbedrijf - anders dan het Wijkbedrijf - werkt volledig zelfbedruipend. In Vlaanderen is de link met de de wijk-werken van de VDAB gemakkelijk gemaakt. Als werkzoekende mag je hierbij enkele uren per week betaald klusjes uitvoeren bij iemand thuis of in een andere publieke instelling.

Tijdens het bezoek aan het Wijkbedrijf kwamen terechte vragen over hoe je de meer dan 100 nationaliteiten in de wijk bereikt en ermee communiceert. KAW Architecten reageerde hierop dat je met een flyer in de bus alvast niet al de groepen in de wijk bereikt. Vanuit ervaring leerden ze om laagdrempelig in gesprek te gaan met de bewoners, via het opstellen van een wijkkar langs dagelijkse wandelroutes bijvoorbeeld. Er wordt zelfs aangebeld bij moeilijk bereikbare bewoners in straten waarvan er geweten is dat er zich bepaalde problemen voordoen. Verder werkt het goed om te communiceren via de netwerken van de bewoners zelf. Door soms ook de rol van buurthuis op te nemen, helpt het Wijkbedrijf hierin. Verder houdt het Wijkbedrijf korte lijntjes met de gemeentelijke diensten, zodat ze bewoners die professioneel hulp nodig hebben snel kunnen doorverwijzen.

Op de opmerkingen van de groep over de schaal van de wijk en dus de reproduceerbaarheid van het Wijkbedrijf naar een dorpse context, kwam vanuit KAW Architecten de tegenreactie dat ook als het ergens al eens gedaan is, het toch altijd maatwerk blijft. Een kleinere schaal zorgt er dan weer voor dat de wijkrenovatie tastbaarder wordt, en dat het gemakkelijker wordt om buren te verbinden. In kleinere wijken en dorpen kan men eventueel uitzoomen om sommige van de functies van het Wijkbedrijf op buurt- of dorpsniveau uit te oefenen.

bloemkoolwijk Beijum

Later op de avond, had de groep nog de kans om de film ‘Waste land’, van documentairemaker Lucy Walker en kunstenaar/fotograaf Vik Muniz, te zien. Dit waste land is de thuis van de catadores. Ze vormen een gemarginaliseerde bevolkingsgroep, zijn werkloos in elke traditionele zin van het woord, en nemen hun toevlucht tot het plukken van waardevolle recycleerbare materialen op de grootste vuilnisbelt van het land. Vik Muniz, zelf geboren in Brazilië, maar ondertussen levend en werkend in New York, kiest niet om vanuit een top-downpositie Brazilië binnen te vliegen, foto’s te nemen, en terug te verdwijnen, maar ontwikkelt in samenspraak met de bewoners van de vuilnisbelt een aanpak dat hen ook toelaat om aan hun toekomst te werken. Een plan waarin we de begrippen ‘wijkkapitaal’ en ‘wijkcollectief’ (‘Cahier 9: Wijkmotor’) herkennen: enerzijds in de creatieve manier waarop het afval in de wijk omgezet wordt in financiële meerwaarde door er samen met de bewoners kunstwerken van te maken en die op de kunstmarkt voor hoge prijzen te verhandelen; anderzijds in de vorm van de mensen zelf, als – vaak onterecht miskend – menselijk kapitaal die zich gaandeweg doorheen het traject met Vik bewust worden van hun eigenwaarde en zeggenschap, en zelfs een vereniging van de plukkers oprichten om hun gemeenschap te versterken. Zo zien we hoe het transformeren van de vuilnisbelt (of wijk) niet zo zeer gaat over grote infrastructurele werken, maar evenzeer over (samen)werken met mensen en het verbeteren van hun levenskwaliteit via het activeren van wat er al is.

Men zou het werk van kunstenaar Vik Muniz eveneens kunnen zien als een soort socio-cultureel programma. Een socio-cultureel programma focust via cultuur of kunst op de sociale aspecten van een transformatie. Soortgelijke programma’s hoeven echter niet zo ver gezocht te worden. Het opleiden van energiecoaches in het Wijkbedrijf Selwerd is hier een eerste voorbeeld van. In de wijk Egelsvennen zijn de Open Monumentendag en de Oproep archiefmateriaal en erfgoedverhalen alvast een eerste startschot van dit programma. Ook theatervoorstellingen, zoals die van Simon Allemeersch over de Gentse wijk Rabot, vormen een goede manier om de emotionele kant van transformaties zichtbaar te maken. Soortgelijke trajecten met lokale cultuurverenigingen zijn ook denkbaar in Mol en Turnhout.

De tentoonstelling La Pile van CiyMine(d) in de Zuidwijk in Brussel of het werk tijdens de IABR in Bospolder-Tussendijken, Rotterdam, zijn eveneens voorbeelden van hoe via een sociaal-cultureel programma aan community building en de menselijke kant van de grote transities wordt gewerkt.

Tot slot

Gevoed met mosterdsoep, een broodje kroket, en nieuwe inzichten keerden de busgangers huiswaarts. In Selwerd ondervonden we aan den lijve hoe kleine gemeenschapsinitiatieven, zoals een buurtmoestuin, en grote infrastructurele projecten, zoals het warmtenet, samenkomen en een (energetische) hefboom vormen voor het werken aan en rond de wijk. Samen in gesprek gaan met bewoners in het ontwikkelen van een plan voor de toekomst van de wijk - hier in de vorm van een bouwdoos – blijkt een goed begin om deze integrale wijkrenovatie te sturen. Dit is een langdurig proces, niet van maanden, maar van jaren. De gemeenschappelijke vastgelegde doelen en het werken aan de gedeelde identiteit van de wijk, helpen in het binden van de belanghebbenden. Verder zagen we ook dat investeren in de wijk niet onmiddellijk met grote middelen hoeft. Kleine initiatieven kunnen groeien, mits ze voldoende tijd, ondersteuning, en ‘rommelruimte’ krijgen. Het inzetten op lokale initiatieven en het opzetten van een sociaal-cultureel programma - in de vorm van het Wijkbedrijf of dergelijke - zijn belangrijke hefbomen om samen met de bewoners naast de harde kant van de transformaties ook de zachte kant van de veranderingen in hun wijk aan te pakken. Hoe de (overige) private eigenaars meekrijgen in de wijkrenovatie blijft nog een open vraag, net als de koppeling van een sociaal-cultureel programma aan een ruimtelijk masterplan voor de wijk en de financiële en beheeraspecten hiervan. Hoe de aanpak van de grootschalige wijken in Groningen ook in kleinere wijken en dorpen toegepast kan worden, blijft een laatste punt voor discussie bij aankomst in België.

PS. Onze passage in Groningen is niet ongemerkt voorbij gegaan, en heeft zelfs het lokale Beijumse nieuws gehaald.