Verslag | Werk - en studiedag Dorpse Architectuurlandschappen

Op 9 oktober 2024 organiseerde AR-TUR in thuisbasis de Warande in Turnhout een werksessie waarin we onderzochten hoe we in dorpen meer verbinding kunnen maken met een plek en hoe dorpse architectuur zich kan verhouden tot het omliggende landschap. Hoe kunnen we door mensen, natuur en processen te verbinden, dorpse architectuur niet alleen duurzamer, maar ook regeneratief maken? En hoe vertalen we deze visie naar de praktijk?

Verslag: Lucas Desmet en studenten LUCA School of Arts (Design for Impact)
Leestijd: 12 min
Foto's: Kelly Donckers Fotografie

Op de werk- en studiedag kregen de deelnemers nieuwe inzichten van sprekers die hun visie delen op drie schaalniveaus: van landschap over het dorpsweefsel tot de projectsite. Eerder experimenteerden we met diverse methodieken om de relatie tussen de gebouwde dorpse omgeving en het landschap op een nieuwe manier te lezen, in kaart te brengen en te ervaren. In het tweede deel van de werk- en studiedag zochten we in een werksessie naar het vertalen van al deze inzichten naar de architectuurpraktijk.

Vanuit het Natuurpunt Museum in Turnhout sloten we de dag af met een tweede interactieve werksessie ‘Symbiopolis’ waarin we opnieuw samen op zoek gingen naar de meersoortige stad, waarin de mens een integraal onderdeel is van de natuur en waar er geen scheiding bestaat tussen mens en natuur.

Een dorp is bovenal een landschap

Tijdens een eerste poëtische lezing nam Jo Boonen, onderzoeksmedewerker in de onderzoeksgroep eCO-CITY aan de HOGent, ons mee op een verkenning van de semantische betekenis van ‘regeneratieve dorpse architectuur’. Hij begon met prikkelende vragen over wat een dorp juist een dorp maakt. Hoeveel huizen zijn er nodig? Is het aantal bomen misschien belangrijker? Of ligt de ware aard van een dorp in de onzichtbare verbinding tussen gebouwen en het omringende landschap?

Jo Boonen - HOGent

Volgens Jo is een dorp bovenal een landschap. Geen enkel dorp is uit het niets ontstaan. Het is altijd een product van de specifieke interactie met de natuur. Dorpse architectuur, zo stelt hij, draait niet alleen om gebouwen, maar om de ervaring van het landschap vanuit die gebouwen. Het gaat niet zo zeer over waar de ramen in de huizen zitten, maar wat je ziet als je uit het raam kijkt. Landschap is de ‘meester’ van het dorp, en dorpsarchitectuur betekent daarom in essentie landschapszorg. Dit betekent dat elke architect - bewust of onbewust - een landschapsarchitect is.

De verbinding tussen dorp en landschap is vandaag de dag verloren gegaan, doordat we landschap en bebouwing los van elkaar zijn gaan ontwerpen. Hierdoor lopen we het risico te vervallen in tijdelijke esthetische idealen die vanuit nostalgie als 'dorps' worden gezien. In werkelijkheid zou het echter moeten gaan om gebouwen die een integraal onderdeel vormen van het landschap en zich hieraan aanpassen.

Nu de aanwezigen een notie hadden over het ‘dorpse’ en waarom dorpen landschappen zijn, werd de aandacht gericht op wat regeneratieve architectuur is. Re- betekent terugkeren, maar wat is dan generatieve architectuur? Wat willen we terug halen? Wat is kapot? Of is regeneratief een zoveelste synoniem voor duurzaamheid, en vormt het daardoor een uitvlucht voor een discours over duurzaamheid?

Jo prijst alvast de aandacht die de Toolbox Dorpse Architectuur heeft voor de zoektocht naar een gepaste taal en naar het vormgeven van de ruimte tussen gebouwen. Maar volgens Jo wordt het landschap nog te veel gezien als iets tussen gebouwen, en niet als gebouwen die tussen het landschap staan. Wat als men de tactieken vanuit het boek zou aanvullen met een landschappelijke reflectie? Zou er een tactiek kunnen ontstaan voor ruimte voor het meer-dan-menselijke? De Toolbox bouwt in dat opzicht verder op het boek van Christopher Alexander, die ook op zoek gaat naar patronen voor ruimtelijke kwaliteit. Eén hiervan is dat je altijd moet bouwen op de moeilijkste plekken, want “a concept which will help us decide where to place buildings to improve the landsape, doesn’t exist yet”. Een interessante insteek voor de dag en deze nodige landschapsliefde is de rode draad doorheen de werksessie. Liefde gaat ook over schoonheid en volgens Jo spreken we als ontwerpers te weinig over schoonheid. Aantrekking is belangrijk voor het duurzaamheidsverhaal, aangezien een duurzame toekomstvisie wenselijk moet zijn en niet afdwingbaar is.

Jo sloot af met een enkele open vragen die we konden meenemen tijdens het vervolg van de werk- en studiedag: Wat van het dorp moet er eigenlijk geregenereerd worden? Is het dorp iets dat moet regenereren, of moet het geregenereerd worden? Het daagde ons verder uit om na te denken over de toekomst van onze dorpen en hun plek in het landschap.

Sally Lierman - Atelier Romain

Dorpen versterken vanuit het landschap

Sally Lierman van Atelier Romain bracht een visie op dorpsontwikkeling vanuit een landschappelijk perspectief. Ze benadrukte hoe belangrijk het is om te vertrekken vanuit een sterke landschappelijke lezing, omdat daarin veel kansen liggen om het dorp te versterken, zoals het traject van "DNA van het Dorp" in West-Vlaanderen illustreert.

Eén van de bevindingen van Sally tijdens haar werk is dat publieke ruimte in dorpen schaars is geworden. Wanneer er bijvoorbeeld een klein grasveld overblijft, mag daar vaak niets op gebeuren. Dit is ook een gevolg van een veranderende dorpscultuur, waarin dorpen steeds diverser worden. Eveneens merkt Sally op dat hoewel dorpsbewoners trots zijn op hun dorpse landschap, de dorpeling niet altijd mee(r) bijdraagt aan het landschap zelf. Vragen over hoe mensen bijdragen aan het landschap, leveren meestal weinig concrete antwoorden op. Dit wijst op een gebrek aan bewustzijn over de bouwstenen van het landschap en de noodzaak om meer aandacht te besteden aan het behoud en de versterking ervan.

Masterplan DNA van het Dorp - Beeld: Atelier Romain

Atelier Romain benadert dorpen via twee insteken: landschapssystemen en landschapsbeleving. Dorpen worden niet enkel benaderd vanuit hun bebouwde omgeving, maar vooral vanuit hun landschappelijke systemen. Hoewel verschillende dorpen vaak dezelfde landschappelijke elementen delen, zoals vergezichten en waterbronnen, is de specifieke configuratie van elk dorp anders. Dit leidt tot unieke verhalen die in masterplannen kunnen worden geïntegreerd en versterkt. Eveneens speelt landschapsbeleving hierbij een belangrijke rol. Het begrijpen van een dorp gebeurt niet enkel op basis van kaarten en analyses, maar ook door je onder te dompelen in het dagelijkse leven van het dorp. Door gesprekken met bewoners te voeren en door het dorp te fietsen, worden bijzondere plekken en ontmoetingspunten zichtbaar die je anders over het hoofd ziet. Zowel de inzichten over het landschapssysteem als de landschapsbeleving kunnen we zo koppelen aan families van opgaves, waarbij het landschap werkt als structurerend element om het dorp te versterken.

De vraag die Sally op het einde stelt is wat de rol van dieren in het dorp is. Tijdens participatietrajecten voelt ze bij bewoners een bepaalde schrik van dieren. Dit kwam daardoor minder naar voor in hun projecten, maar zodra het groene landschap doorgetrokken wordt tot in het dorp, zullen de dieren volgens haar ook wel volgen.

Claire Laeremans - LAMA landscape architects

Van grondloos naar randvoorwaardelijk ontwerpen

Claire Laeremans van LAMA landscape architects opent het tweede deel van de voormiddag met de vaststelling dat het landschap vroeger echt vorm gaf aan onze bebouwde omgeving, maar dat we vandaag ‘grondloos’ zijn. We verloren, de verbinding met de grond en omgeving waarin we bouwen. Als voorbeeld toont Claire de Ferrariskaart van een dorp in de Kempen. Dit is een kaart die helder vertelt hoe we woonden, en wat de relatie met het landschap was. Deze voorstelling wordt niet geromantiseerd, maar wel gebruikt om uit te leren hoe vroeger het landschap randvoorwaardelijk was. Tot voor kort konden we met dit ‘grondloos’ zijn nog wegkomen, maar vandaag bewijzen de talloze overstromingen, droogtestress en verlies van biodiversiteit het tegendeel. Vandaag dringt zich op dat we wel nadenken over hoe en waar we leven. Aan de hand van drie projecten licht ze deze principes verder toe.

Vestenpark Herentals - Beeld: LAMA landscape architects
  • Het eiland Schiermonnikoog in de Waddenzee vormt een interessante casestudie die toelaat om te onderzoeken hoe een landschap sturend kan zijn voor een dorp. Doorheen de tijd is het dorp veranderd en wordt het geconfronteerd met problemen zoals een kwetsbare zoetwaterbel, verzilting, stikstofuitstoot en bodemdaling. LAMA zoekt hier naar manieren om het landschap opnieuw bepalend te laten zijn voor hoe het dorp zich ontwikkelt. Dit omvat het rooien van een aantal bomen, zodat de duinen terug kunnen groeien en bewegen, wat de zoetwaterbel versterkt. Daarnaast kan het verduurzamen van de landbouw een aanknopingspunt vormen om nieuwe randen te creëren tussen de Waddenzee en het dorp.
  • In Zwalm ging LAMA pragmatischer te werk. Hier zijn veel bewoners de unieke landschappelijke kwaliteiten van hun dorp uit het oog verloren. LAMA pleit voor het goed in kaart brengen en opmeten van wat er is, zowel de gebouwde omgeving als het landschap met bijvoorbeeld beeldbepalende bomen. Door bewoners opnieuw te leren kijken naar de waarde van hun omgeving, kan de toekomst van het dorp worden opgebouwd op basis van deze bestaande kwaliteiten die nog verborgen aanwezig zijn.

  • Herentals heeft van oudsher een duidelijke landschappelijke structuur. De Stadsvesten, die een natuurlijk scheidend en structurerend element vormen tussen stad en landschap, zijn doorheen de tijd vergeten geraakt. Door nauwkeurig op te tekenen wat er nog zichtbaar is en dit te koppelen aan nieuwe ontwikkelingsprojecten, wordt de oude landschappelijke vestenstructuur opnieuw beleefbaar gemaakt en daardoor opnieuw randvoorwaardelijk voor de stad of het dorp. Een heldere visie maken is één ding, maar het bouwen aan nieuwe verhalen is een ander proces. Parallel aan het landschappelijk randvoorwaardelijk systeem van de vesten, werkt LAMA ook aan een nieuwe manier om dit verhaal te brengen. Zo vroegen ze aan kunstenaars om het verhaal van de vesten zichtbaar te maken door middel van verschillende ingrepen, bijvoorbeeld door taferelen in de boordsteen af te beelden.
Jan Hamerlinck - DUUST

Het spanningsveld tussen private belangen en ruimtelijke kwaliteit

Jan Hamerlinck van DUUST is stadsontwerper, urbanist en stedenbouwkundige. Zijn aanpak focust zich op het vatten van de context om daaruit het best mogelijke project te maken. Jan licht via een drietal private projecten deze aanpak toe. Zijn presentatie gaf inzicht in de balans tussen private belangen, met een economische en juridische realiteit, en publieke ruimtelijke kwaliteit, waarbij landschap steeds als sturend element wordt beschouwd.

Masterplan Oosterzele - Beeld: DUUST
  • In de stedelijke context van Oostende werd het bureau gevraagd om een project over te nemen dat al een tijdje vastliep. DUUST concludeerde dat er niet goed genoeg gekeken is naar de stedenbouwkundige context. Aan de hand van een grondige analyse, definieerde ze een kader voor het nieuwe project. De randvoorwaarden van een stedelijke voorzieningenas, fietscorridors, een parkboulevard als verbinding tussen het park en het station, en de aanwezige open dwarsstructuren, zetten ze om naar een voorstel van een open bouwblok dat hieraan tegemoet kwam. Dit voorstel genereerde een duidelijke meerwaarde, maar ging in tegen het bestaande RUP.

  • In Oosterzele werd een reeds bestaand masterplan voor een woonontwikkeling herbekeken. De aanvankelijke plannen boden een standaard generiek beeld. DUUST stelde voor om groen een centralere plaats te geven en zich te focussen op het afbouwen van de randen, in plaats van het gebied vol te bouwen. Daarnaast werden collectieve voorzieningen, zoals parkeren, energie en warmte voorgesteld. De participatie van omwonenden was een essentieel onderdeel van dit project.

  • In Bredene start DUUST opnieuw vanuit de omgeving, met een analyse van een site met twee torengebouwen en verder ogenschijnlijk enkel veel grasland. Door lokaal onderzoek kwamen ze te weten dat het terrein deel uitmaakt van het Oudlandpolderlandschap, met een beeldwaarde van polderbossen en waterstructuren. Ze stelden voor om dit subtiel aanwezige landschap te versterken en opnieuw sturend te maken en de bebouwing aan te passen aan dit landschap, met meer ruimte voor water en natuur. Ook hier botste hun voorgestelde ontwikkeling op basis van de omgeving op het top-down bestaand juridisch kader.

Jan ziet de uitdaging daarom ook in het veranderen van het juridisch kader, dat vaak gebaseerd is op rigide regels zonder rekening te houden met de lokale context. Hij pleit voor een benadering waarbij landschap en stedelijke context leidend zijn, in plaats van abstracte wetgeving die innovatieve oplossingen op basis van de omgeving blokkeert.

Living in cohabitation, unheard voices and hidden data

Fallow bevindt zich in een spreidstand tussen architectuur, publieke ruimte en visievorming op grotere schaal. Carmen Van Maercke stelt dat het bureau wordt gekenmerkt door een ‘landschapsliefde’, zoals Jo het eerder benoemde, een zoektocht naar het begrijpen van het landschapssysteem, zoals Claire het verwoordde, en een drang naar de voeling met de context, zoals Jan het hiervoor beschreef.

Carmen licht twee masterplannen toe die zich in een randstedelijke context bevinden, en die zich hebben laten leiden door de zoektocht en aanpak van meer-dan-menselijk design. Fallow gaat verder dan het ontwikkelen van nestkastjes, maar begint vanuit een bewustzijn dat men samenleeft met andere wezens die niet gerepresenteerd worden.

  • In Neder-over-Heembeek, aan de noordrand van Brussel, lopen twee kleine beekvalleien door open snippers resterende landbouwgrond van de Brabantse kouters. Deze liggen in een mogelijke woonuitbreidingszone. Naast desktop research en het bekijken van biologische waarderingskaarten, neemt Fallow ook graag het kikvorsperspectief ter plekke op. Zo merkten ze dat er bij de Brusselse overheid niet veel gekend was over de fauna en flora van die plek. Gesprekken ter plaatse met vrijwilligers en natuurorganisaties legden echter een wereld bloot van een alpenwatersalamander, een bruine kikker, en een gewone pad die actief zijn in het gebied. Dankzij het in kaart brengen van hun leefgewoontes en pendelroutes werden er aanpassingen aan het masterplan gemaakt, die anders hun woongebied zou aantasten bij gebrek aan kennis en een top-down aanpak. Zo worden ook deze meer-dan-menselijke stemmen sturend voor het masterplan.

  • In Gent wordt het 20e - eeuws eilandje weginfrastructuur ‘The Loop’ tussen Flanders Expo en de IKEA aangepakt. Uit de Ferrariskaart leert Fallow dat dit tegenwoordig generisch randstedelijk gebied vroeger een duidelijkere leesbare landschapsstructuur had, met de Vossenbeek, een overstromingsgebied en een uitloper van een kouter. Fallow schuift op basis hiervan een aantal principes naar voren, waarbij de bodem sturend is. Deze bodemkaart vertoonde verschillende hiaten en daarom werd er met de stadsecoloog ter plaatse aan de slag gegaan om grondboringen uit te voeren. Zo kan op basis van het landschap en de bodem een raamwerk uitgezet worden dat de ontwikkeling in de toekomst stuurt.

Werksessie - Van landschap naar projectontwikkeling

Na de middag presenteerden de studenten van LUCA School of Arts van de opleiding ‘Design For Impact’ hun KempenKabinet. In kader van het Kempenlab Regeneratieve Dorpse Architectuur luidt hun onderzoeksvraag: hoe kunnen we de meer-dan-menselijke elementen in de Kempen, door middel van een KempenKabinet, zeggenschap geven voor de ontwerpers van de Kempen om zo de regeneratieve kracht van de Kempen te vinden. Het KempenKabinet verwijst zowel naar een regeringskabinet (zeggenschap), een rariteitenkabinet (verzamelen), en een dokterskabinet (helen), en is een fysiek, mobiel meubel dat verplaatst kan worden naar om het even welke plek om deze te observeren. Ervaringen per sessie worden gebundeld in een collage op de achterkant van het kabinet om zo tot een collectie te komen.

In de namiddag splitsten we de groep in twee. Beide groepen werkten in twee afzonderlijke sessies verder aan het Kempen Kabinet.

Tijdens een eerste werksessie lag de focus op het ontwikkelen van tools voor het KempenKabinet waarmee buurtbewoners meer bewust worden van hun omgeving en de meer-dan-menselijke wereld hierin, met nadruk op zintuiglijke waarnemingen. Dit deden we aan de hand van de creatieve brainstorm-techniek Crazy 8, waarbij ieder op een gelimiteerde tijd 8 ideeën schetst. Het resulteerde in verschillende ideeën, variërend van eenvoudige tools, zoals een vergrootglas om de omgeving van dichtbij te bekijken of een ladder met stopwatch om een hoger perspectief te krijgen, tot het gebruik van een blinddoek om de andere zintuigen te verscherpen. De ideeën werden vervolgens geanalyseerd op hun haalbaarheid en originaliteit, om te bepalen welke tools het meest effectief zouden zijn om in de praktijk te gebruiken.

In de tweede sessie ging de andere groep doelgericht aan de slag om de tools van het KempenKabinet te vertalen. Hoe kunnen we tools ontwikkelen om het lezen van het landschap te integreren in het ontwerpproces en in concrete architectuurprojecten? Het bleek een uitdagende opdracht. Deze groep ging aan de slag met de brainstorm-techniek Round Robin. Hiervoor werkte elke deelnemer eerst individueel aan het omzetten van een tool naar een praktisch toepasbaar idee. Daarna gaf een andere deelnemer via een doorschuifsysteem kritische feedback, waarbij werd aangegeven waarom het idee in de praktijk zou kunnen mislukken. In de derde ronde, na opnieuw door te schuiven, werd het concept herzien en verbeterd. Nadien bespraken we de resultaten en categoriseerden we de ideeën op basis van innovatie en haalbaarheid, van normaal tot vernieuwend en van moeilijk uitvoerbaar tot realistisch. De sessie onderstreepte dat de vertaalslag naar de praktijk complex is, maar enkele gerichte ideeën kwamen naar voren. Zo kwam het houden van dialoogcirkels met ontwerpers, lokale experts en andere stakeholders naar voren. Op die manier kan er een dialoog ontstaan over de waarde en bevindingen van het collectief veldwerk. Daarbij is het voeren van het gesprek essentieel. Zo blijft het thema levend en kan op verschillende tijdstippen tijdens het ontwerpproces het regeneratieve aspect opnieuw afgetoetst worden. Naast de dialoogcirkel werd ook het idee om een object dat de agency van de site vertaalt, mee te nemen naar de ontwerptafel als placeholder. Op die manier ontstaat er een constante herinnering aan de plek.

De dag sloten we af met een korte nabespreking en uitwisseling van ervaringen en bevindingen. De lezingen openden een wereld om een omgekeerde benadering toe te passen, waarbij men begint met observatie en ervaring van de plek zelf, in plaats van enkel te vertrekken vanuit abstracte kaarten en data. De werksessie leidde tot een reeks inzichten die meegenomen worden naar toekomstige ontwerppraktijken in de Kempen. De deelnemers waren het er ook mee eens dat de tools van het Kempen Kabinet bewoners en ontwerpers kunnen helpen om bewuster met hun omgeving om te gaan en de impact van de meer-dan-menselijke wereld beter te begrijpen. Het proces zou ontwerpers in staat stellen om dieper verbonden te raken met de plek zelf, wat leidt tot meer doordachte en regeneratieve ontwerpbeslissingen.

Symbiopolis

Voldaan vertrokken de deelnemers naar het Natuurpunt Museum voor het tweede deel van de studiedag voor de interactieve werksessie Symbiopolis. Onder begeleiding van Tim Joye (Reaktor 21) en Leen Audenaert gingen we samen op zoek naar een methodiek om een stem te geven aan het niet-menselijke. Deze keer stapten we in de wereld van de vos. Met een muisstil pad, de composttoren als vossenrestaurant, een speel- en leeromgeving voor de vos en andere verrassende concepten bouwden we samen verder aan de meersoortige stad, Symbiopolis.

Workshop Symbiopolis in het Natuurpunt Museum Turnhout - Foto's: Bart Van der Moeren
Vossencomposttoren - Beeld: Tim Joye